148 Ziehier dus de Heiloosch-Echternachsche kapel. Wat nu den H. Adal bert betreft, hebben wij te doen met twee reeksen Wij staan hier voor pijnlijke contradicties. Dat de vita s. Adalbert! met haar innerlijke tegenstrijdigheden een falsificatie is, staat m. i. vast. Het leven van den H.Adalbert moet zich hebben afgespeeld in een tijd, toen er wel een Heilo, wel een Oosdom, maar er nog geen Egmond was! Houden wij in het oog, dat Heilo moederkerk was èn van de latere kapel O. L. V. ter Nood bij de RoRiKS-put onder Oosdom en van de oude Egmondsche parochiekapal iuxta dunas, de Adalbarts- kapel. Is het nu niet heel goed mogelijk, ja waarschijnlijk, dat men zich in Egmond eenige moeite getroost heeft, om aan die saam- hoorigheid met Heiloo-Echternach te ontkomen, door aan Egmond een voorgeschiedenis te geven, die naast den Heiloosch-Echternachschen Willebrord, den Heiloosch-Egmondschen Adalbert plaatst, door op het specifiek-Egmondsche karakter van dien Heilige den vollen nadruk te plaatsen. Oppermann gaat m.i. te ver, als hij de Heiloosch-Egmondsche traditie van den H. Adalbert geheel en al schrapt; als hij kortweg constateert, dat de Adalberts relieken van Trier naar Egmond gekomen zijn. Immers wat zou omstreeks het jaar 970 een Mettlacher monnik bewogen hebben de door aartsbisschop Egbert van Trier naar Egmond gezonden relieken van den H. Adalbert achter na te reizen, om daar het leven van den Heilige schrijven? Nemen wij een Hei loosch-Egmondsche traditie omtrent den H. Adalbert tóch aan, dan begrijpen wij onmiddellijk het doel van Ruopert van Mettlachs reis naar de Kennemer duinen. M.i. wordt die Kennemer traditie volkomen gestaafd door de toevallige mededeeling in de miracula sancti Liutwini 149 Daarentegen is het doel van de vervalsching van Ruopert van Mettlach's werk en den samenhang van die vervalsching met de annates Egmundani m.i. voldoende aangetoond. IV. Mocht men deze uiteenzettingen tot zoover, en met instemming, hebben gevolgd, dan mag ik mij ontslagen achten van de onmogelijk- zware taak, den rijken inhoud van dit boekdeel vol kritiek op dezen voet verder te behandelen. Ik zeide reeds, dat ik alleen toegewijde lectuur tegenover het resultaat van jarenlange studie met zekere beschei denheid te plaatsen heb. Voor mij staat vast, dat er in de Egmondsche geschiedenis-overlevering op zeer groote schaal is geknoeid. Dat inzicht dank ik aan Oppermann's werk. Ik stel er prijs op, dat te verklaren, omdat ik ten slotte mij tot nog toe beperkte tot het formuleeren van afwijkende meeningen in een paar bijzonderheden dier knoeierijen. Ik kan mij voorstellen, dat over een tiental jaren de door Oppermann geconstateerde samenhang nu eens door dezen, dan weer door genen onder het mes genomen wordt. Maar ik geloof niet, dat er heel belangrijke wijzigingen zullen komen in het „totaal-generaal" van zijn onderzoek. Ik eindig deze bespreking van dit critische gedeelte met een motiveering voor deze laatste beweringen. Men veroorlove mij een paar persoonlijke argumenten. Toen ik zelf mij met soortgelijk werk bezig hield, heb ik uit het Utrechtsche oorkonden-materiaal eenige groepen van falsa behandeld. Met name de Zutphensche. Bondam, van Spaen, Cohn, Ficker hadden zich, vóór mijn doctorandus-belang stelling, met een gedeelte van het materiaal bezig gehouden; de knappe Piinacker Hordiik had ten slotte alle oudere Zutfensche stukken verdacht verklaard; ik deed, wat Piinacker Hordiik, ware het hem vergund geweest, zeker zelf zou hebben gedaan: ik bekeek de groep als geheel. Maar die groep begrensde ik bij 1190, bij het Zutfensche stadrecht. Nu voert Oppermann het onderzoek over dat Zutfensche stadrecht heen en levert mij, althans ik kan niet met stelligheid dien samenhang ontkennen, de hand van mijn vervalscher in een document niet van vóór 1190, maar van 1212.... Dientengevolge krijgt de zaak van de oudere Zutfensche oorkonden een ander aspect. De knappe Piinacker Hordiik, dien ik een paar verdachte documenten had Adalbertsput (W. v. Egmond) Roriksput (Oosdom; Z.W. van Heilo) Adalbertskapel iuxta dunas; volgens Annales Egm. 1113 gewijd; volgens vita s. Adalberti oorspr. begraafplaats van den H. Adalbert. O. L. V. kapel ter Noodgeen duidelijk verband met Adalberts-traditie; volgens Evangelie-aanteekeningen echter hier oorspr. begraafplaats van H. Adalbert. Roriksberg bij de Adalbertskapel, vol gens vita s. Adalberti. Roriksberg bij Oosdommiracula s. Dona- tiani. Kerkresten opgegraven door Holwerda. Oppermann a. w. 1, blz. 46, 38, J) In de volgende afl. van dit tijdschrift hoop ik den positieven opbouw van de Hollandsche geschiedenis, zooals OPPERMANN dien ziet, te behandelen, tegelijkertijd met het daarmee samenhangende boek van Dr. BRANDT.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1923 | | pagina 35