70 Berichten. 71 Catalogus Codicum Manuscriptorum Bibliothecae Regiae. Vol. I. Libri theologie i, Hagae Comitum 192 2. Met een enkel woord vermelden wij hier de verschijning van dit eerste deel van den Catalogus van de Handschriften van de Koninklijke Bibliotheek. Zooals de titel al aangeeft, is de catalogus geheel in het Latijn gesteld. Van het jaar 1877 tot 1895 is aan den catalogus gewerkt door de ambtenaren Bolhuis van Zeeburgh en lideman, terwijl sedert laatstgenoemd jaar achtereenvolgens Dr. H. Brugmans, Dr. 1. de Boer, Dr. N. van Wijk en Dr. A. W. Byvanck hun krachten aan het werk hebben gegeven, waarbij op het gebied der incunabelen en der liturgiek dankbaar gebruik is gemaakt van de zeer gewaardeerde hulp resp. van P. fr. Bonaventura Kruitwagen, O. F. M. te Woerden en Paulus Séjourné, O. S. B. te Oosterhout. Bibliotheek der R ij k s - u n i v e r s i t e i t te Utrecht. Pamfletten' niet voorkomende in afzonderlijk gedrukte catologi der ver zamelingen in andere openbare Nederlandsche bibliotheken beschreven do or J. F. van Someren, Tweede Deel, Utrecht. A. Oosthoek 1922; Incunabelen, beschreven door D r. Alblas, en uitgegeven met toelichtende aanteekeningen, platen en facsimiles door J. F. van So meren, Utrecht A. Oosthoek 1922. Deze beide laatste uitgaven van de Utrechtsche universiteitsbibliotheek onder het directoraat van den Heer Van Someren, en diens trouwen medewerker Dr. Alblas zijn aan de redactie toegezonden. Daar zij niet vallen binnen het gebied der archief wetenschap volstaan wij hier met de mededeeling van hare verschijning, die zeker voor de bibliotheekwetenschap van groot belang is te achten. L. Robert Fruin. Geschiedenis der staatsinstellingen tot den val der Republiek, uitgegeven door Dr. H. IColen brander, 1 w e e d e b ij gewerkte druk. 's-G ravenhage Martinus Nijhoff 1922, Hoewel het, ook door de ons geboden zuinigheid, nog minder dan vroeger op onzen weg ligt, buiten het gebied der archiefwetenschap vallende historische publicaties aan te kondigen, maken wij toch een uitzondering voor den nieuwen druk van dit bekende handboek, waaraan zeker ook wel het drukke gebruik, dat er op de Archiefschool van gemaakt wordt, niet vreemd zal zijn. Bij een oppervlakkige kennisneming blijkt, dat de tekst, behoudens dan 12 van het Vierde Hoofdstuk van het Vierde Boek, handelende over Van de Spiegel, welke paragraaf geheel van de hand van Prof. Colen brander is, niet noemenswaard is veranderd, maar dat de zeer nuttige en bruikbare literatuuropgaven onder elke paragraaf zooveel mogelijk met de sedert 1901 verschenen nieuwe literatuur zijn aangevuld. L. Algemeen. Crematie dr. mr. S. Muller Fzn. - Onder dit opschrift bevat de N. R. C. van 10 December het volgende bericht omtrent den uitvaart van onzen Eere-Voorzitter „Onder zeer groote belangstelling heeft gistermiddag op Westerveld de crematie plaats gehad van het stoffelijk overschot van dr. mr. S. Muller Fzn., oud Rijks- en gemeente archivaris van Utrecht. Nadat de kist op de katafalk was geplaatst, nam prof. dr. G. W. Kernkamp het woord. Wie de beeltenis van dr. Muller zag, aldus spr., werd getroffen door de markante trekken, die getuigden van een sterken wil, die van geen buigen wist en dien hij uitleefde in de scheppende daad. Hoe rijk en veelvuldig is wat hij tot stand heeft gebracht! De ordening van oude archieven bracht hij het eerst tot stand. Hartstocht en toewijding vooral voor het Nederlandsch archiefwezen hebben het hem doen maken tot wat het thans is, tot iets eigens en zelfstandigs, dat overal waardeering gevonden heeft. Vooral voor de gemeente Utrecht heeft dr. Muller zich zeer verdienstelijk gemaakt en de stad kan hem dan ook nooit dankbaar genoeg zijn. Hij had het archiefwezen zoo lief, dat hij er een professoraat voor liet varen. Dit deed hij, omdat het archiefwezen hem gelegenheid bood tot historische studie. Maar hij had ook den scheppingsdrang van den kunstenaar, die hem noopte tot de opperste geestelijke werkzaamheid en die hij wist om te zetten in volle schoonheid. Spr. gewaagde van de groote scherpzinnigheid van dr. Muller als geschiedschrijver. Zijn gezamenlijk werk is als een edelsteen met vele facetten, een schitterend kleuren spel van licht over onze historie. Zijn beste werk is de beschavingsgeschiedenis en de economische geschiedenis. Nog op ander terrein, zoo vervolgde prof. Kernkamp, heeft dr. Muller zijn breede werkzaamheid ontplooid. In tal van commissies had hij zitting, en als ieder hier mocht spreken zou er zeker een lange rij sprekers komen om van dankbaarheid te getuigen. Nu doet spr. dit namens allen, waarbij hij op verzoek van den minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen van de dankbaarheid getuigt, die de regeering gevoelt verschuldigd te zijn aan dr. Muller, voor de vele uitnemende adviezen, die zij van hem ontvangen mocht. Een uitzondering maakt spr. ook voor het troetelkind van dr. Muller, het Historisch Genootschap, waarvan wij ons het voortbestaan zonder hem nauwelijks kunnen denken. Prof. Kernkamp sprak tenslotte over de lang jarige vriendschap, die hem met dr. Muller verbond. Daarna sprak dr. A. K. Kuiper, doopsgezind predikant te Amsterdam, zwager van den overledene. Deze herinnerde aan een versregel van den onlangs gestorven dichteres Jacqueline van der Waals: ,,'k Heb het leven, nooit zoo lief gehad", en hij zeide dat geen andere regel zoo toe passelijk was op het leven van dr. Muller. Hij toch heeft altijd aan de beteekenis van het leven geloofd. Spr. schetste wat dr. Muller voor zijn familie en voor anderen is geweest; zijn leven heeft alles gehad van een dienstknecht, die ook als een kind van anderen wist te ontvangen. Daarna daalde de kist, terwijl op het orgel het Largo van Handel werd gespeeld, waarna een zoon dankte voor de belangstelling. Onder de aan wezigen waren mr. I. Duparc, namens den minister van onderwijs, kunsten en weten schappen; de algemeene Rijksarchivaris, prof. dr. R. Fruin; de archivaris van Utrecht, mr. Schuylenburgbestuursleden van het Historisch Genootschap; de gemeentesecre taris van Utrecht, mr. Bool, en verschillende hoogleeraren. Er waren kransen van het Utrechtsche Rijks- en gemeentearchief, van het college van regenten van de Gods- en gasthuizen te Utrecht, van de Vereeniging van Archivarissen in Neder land, het Historisch Genootschap, enz." Staatsbegrooting voor 1923. - Bij artikel 215: |aarwedden der ambte naren enz. bij de Rijksarchieven wordt aangeteekend, dat gerekend is op de bevorde ring van een commies tot hoofdcommies. Bij artikel 218: Kosten van onderhoud enz. van de Rijksarchieven wordt vermeld, dat door de grootst mogelijke zuinigheid te betrachten een vermindering met f 1801 alsnog mogelijk bleek te zijn. In het Voor- loopig Verslag werden geen opmerkingen over het archiefwezen gemaakt. In de Memorie van Antwoord deelt de Minister bij artikel 215 mede, dat ten gevolge van de afschaffing van den avonddienst bij het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage dit artikel f 3500 lager kan worden geraamd. Bij artikel 218 doet de Minister het volgende voorstel„De ruimte in het depot van het Algemeen Rijks archief wordt ontoereikend, zoodat op den duur hetzij naar uitbreiding, hetzij naar het in dienst stellen van een tweede depot zal moeten worden omgezien. Voorloopig zal het echter nog mogelijk zijn op minder kostbare wijze ruimte te vinden door de leien in de kasten, waarop de portefeuilles geborgen worden, nog iets dichter bij elkaar

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1923 | | pagina 41