60 eerst bij de toepassing zijn zwakke plekken vertoont. Zoo onderging 13 eenige geringe verandering (bladz. V voorwoord van mr. Muller) en zelfs werd onder het ter perse leggen nog een kleine verbetering van het niet-afgedrukte deel aangebracht. Toen nu in 1913 en 1917 de beide deelen „Catalogussen van van de bij het stadsarchief bewaarde archieven in het licht ver schenen waren en daarmee de inventariseeringsarbeid van geheel het uitgebreide archief der gemeente Utrecht met al de bijbehoorende verzamelingen door of onder leiding van mr. Muller in nog geen drie en veertig jaar nevens den overigen parallellen arbeid was afgewerkt, behoorden als slotstuk daarbij de indices op de beide met name hier aangeduide deelen, voor welken arbeid de heer De Leur was aangewezen, waardoor, nu eenzelfde bewerker hetzelfde zijn eigen - stelsel kon toepassen, natuurlijk meer eenheid verzekerd was. De Leur heeft zijn arbeid niet mogen voltooien. Toen hij in 1916 overleed, nam de heer Van Klaveren zijn taak over en hij voltooide die naar hetzelfde plan, Natuurlijk zijn ook daarbij afwijkingen voor gekomen. Dat als grondvorm voor de „tegenwoordige uitspraak waar die afwijkt van de spelling (voorwoord bl. V index 1914), (Aacht) is gekozen (index 1918), is duidelijk, zoolang men daarnevens niet (Digteren) (index 1914) gebruikt, terwijl de grondvormen (Baacx), (Diederick), (Gerborch) e. m. a. als aanduiding van „de tegenwoordige uitspraak" eenigszins vreemd aandoen. Ik haal deze enkele voor beelden aan juist als bewijs, hoe onbeduidend de afwijkingen zijn Van het eenmaal gekozen stelsel, die bij den inderdaad niet steeds ver- heffenden indiceeringsarbeid zijn ingeslopen. Maar het meest principieel sta ik tegenover enkele andere indi- ceeringen. In den index van 1918 vind ik Beeck (Herman van) naast Terbeeck (Gerrit) (index 1914); Verhaer (Jacob) naast Haar (Jan van der); Heyden (Carel van der) naast Verheyen (P.), zonder dat dit in het tijdsverschil eenige rechtvaardiging vindt of in overeenstemming is met het slot van de toelichting van 5. Het bezwaar, dat de aan duidingen van denzelfden persoon of althans bijeenhoorende namen in den index gescheiden worden, mag hier met meer nadruk gelden. Strikte toepassing van 82 der Handleiding ware hier wen- schelijk geweest. Het is waar, de opeenvolging in den index van: Hoeven (Van der) en Verhoeven doet eenigszins vreemd aan en verstoort de zuiver alphabetische orde. Daarom lijkt mij in het algemeen bij de toepassing van dit systeem het beginsel overwegenswaard de hierbedoelde geslachtsnamen in den index te splitsen, niet zoo consequent als dit bij de namen Ver Loren en Ver Huell nog thans geschiedt, doch eenvoudig als: vliet (Jan Ver-). Natuurlijk zal bij gebrek aan de noodige gegevens nog meermalen een dergelijke verholen samenstelling oor zaak zijn, dat een naam niet geplaatst wordt waar hij behoort, doch aan die mogelijkheden zal men nimmer ontsnappen. Met assimilatie- gevallen als bij Van Noord en Van Nes ware m.i., zoo men zekerheid had, dat die zich voordeden, op dezelfde wijze te handelen. Het meest ingrijpend verschil met de vele indices van den laatsten tijd is wel de questie der verwijzingen, een stelsel, dat uit den drang naar beknoptheid geboren werd, doch inderdaad weinig uitspaart en de moeilijkheid schept een keuze te moeten doen met betrekking tot den hoofdvorm van het woord, waarnaar dan verwezen wordt. Wie inderdaad bezuinigen wil op de nogal aanzienlijke kosten van den index, neme iederen naam slechts éénmaal op, getrooste zich de moeilijke taak van de keuze van het hoofdwoord, waarbij herhaaldelijk te struikelen zijn onafwijsbaar deel is en late daarmede den gebruiker het twijfelachtig genoegen van het zoeken. Maar veiliger dan dit al en gemakkelijker voor den gebruiker is het klapperen op al de verschillende hoofddeelen. Het komt ons voor, dat de toepassing van dit stelsel der besproken index, die bijna ner gens voor een der opgenomen woorden meer regels druks vereischt, geen of slechts weinig meer omvang zou gegeven hebben. A. Hulshof. Deutsche und lateinische Schrift in den Nieder- landen (1350—1650). Bonn, A. Marcus und E. Weber, 1918, 8U. De redactie heeft mij verzocht met een enkel woord den palaeo- grafischen atlas van dr. Hulshof aan te kondigen. Ik heb die uit- noodiging aangenomen, hoewel het boek reeds vier jaar geleden is verschenen en dus deze aankondiging wel eenigszins komt als het bekende krachtmiddel na den maaltijd. Evenwel ben ik voor dit argument gezwicht, dat de proef van den pudding ligt in het eten en dat een palaeographische atlas eigenlijk eerst goed kan worden beoordeeld, wanneer men hem eenigen tijd heeft gebruikt. Dat nu is met mij het gevaldaarom heb ik het aanzoek der redactie na eenige overweging aangenomen. In geen geval is hier grond voor de be schuldiging van overijling. De bundel yan dr. Hulshof is bestemd voor schoolgebruik, dat wil in dit geval zeggen, voor het academische onderwijs. Hij vormt een deel van de serie der Tabulae in usum scholarum, die onder leiding van Johann Lietzmann verschijnen. Natuurlijk was daardoor deze uitgave op allerlei wijze gebonden. Dat de Duitsche taal wordt 61 Den Haag. S.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1923 | | pagina 36