282 was met de behandeling der verschillende hoofdstukken van de Staats- begrooting voor 1922, diende het Kamerlid Dresselhuys tijdens de be handeling van de Waterstaatsbegrooting op 24 november 1921 een motie in van den navolgenden inhoud „De Kamer, erkennende de noodzakelijkheid van de door de Regeering „blijkens de toelichtende Nota bij de Staatsbegrooting voor 1922 verlangde „versobering van den Staatsdienst; „noodigt den Minister uit, geen nieuwe vaste of tijdelijke ambtenaars betrekking bij het Departement van Waterstaat of bij eenigen daaronder „ressorteerenden diensttak te vervullen en in komende vacatures geen „personeel buiten het ambtenarencorps vast of tijdelijk aan te stellen, voor „de Kamer gelegenheid zal hebben gehad zich uit te spreken over Regee- „ringsvoorstellen naar aanleiding der aangekondigde voorstellen der Bezui- „nigingscommissie." De Minister van Waterstaat zag in de uitvoering van de motie voor zijn Departement geen bezwaar.s) Toen evenwel bij de behandeling van de begrooting voor het Depar tement van Arbeid de heer Dresselhuys een soortgelijke motie indiende, meende de Minister van Arbeid zich tegen de aanneming daarvan met alle kracht te moeten verzetten, een verzet dat er toe leidde dat de be handeling der begrooting geschorst werd, totdat de algemeene beschou wingen waren gehouden. Een der argumenten van den Minister was, dat de motie niet geheel gelijkluidend was als die welke bij de Waterstaats begrooting was ingediend. Inderdaad was dit het geval; immers de op 1 december ingediende motie luidde: „De Kamer, erkennende de noodzakelijkheid van de door de Regeering „blijkens de toelichtende Nota bij de Staatsbegrooting voor 1922 verlangde „versobering van den Staatsdienst, „noodigt den Minister uit: „1. geen nieuwe vaste of tijdelijke ambtenaarsbetrekkingen bij het „Departement van Arbeid of eenigen daaronder ressorteerenden diensttak „te vervullen; „2. in komende vacatures van personeel, waarvoor geen technische „bekwaamheid wordt vereischt, geen personeel buiten het ambtenaarskorps „vast of tijdelijk aan te stellen, voor de'Kamer gelegenheid zal hebben „gehad, zich uit te spreken over Regeeringsvoorstellen naar aanleiding der „aangekondigde voorstellen der Bezuinigingscommissie „3. ten aanzien van vacatures van technisch personeel zooveel mogelijk „overeenkomstig het bovenstaande te handelen, Handelingen Tweede Kamer 1921/22, blz. 678. 2) Ibidem blz. 680. 283 „en gaat over tot de orde van den dag.'") Het verschil in bewoordingen tusschen de twee moties vond zijn oorzaak in het feit, dat inmiddels het verslag der Bezuinigingscommissie was verschenen, en in dit verslag onderscheid werd gemaakt tusschen tech nisch personeel en personeel, waarvoor geen technische bekwaamheid wordt vereischt. Waren de Algemeene beschouwingen over de Staatsbegrooting voorafgegaan aan de behandeling der hoofdstukken, dan had daarbij de motie kunnen worden ingediend met uitnoodiging aan de Regeering en dienende voor alle Departementen van Algemeen bestuur. Door de gelijk tijdige behandeling der Qrondwetsherziening op de dagvergaderingen, terwijl de begrootingshoofdstukken 's avonds aan de orde waren gesteld, was het niet mogelijk de Algemeene beschouwingen vooraf te doen gaan, omdat niet gevergd kon worden dat de Minister van Binnenlandsche Zaken zoowel over dag als 's avonds aanwezig was. Thans herleefde de motie, maar in algemeenen zin opgesteld, bij de Algemeene beschouwingen op 15 december 1921.2) De heer Dresselhuys diende haar thans met den heer Oud in. Zij werd op 20 december ingetrokken, toen de Minister van Financiën de navolgende Regeeringsverklaring aflegde „De Regeering „gezien de noodzakelijkheid van versobering van den Staatsdienst, „is voornemens „1°. geen nieuwe vaste of tijdelijke ambtenaarsbetrekking bij de „Departementen of daaronder ressorteerende dienstvakken in te stellen, „tenzij die instelling noodig is ter uitvoering van een bij de wet nieuw „opgelegde taak; „2°. noch ter vervulling van betrekkingen als onder sub (sic) 1°. „bedoeld, noch in komende vacatures personeel buiten het ambtenaarscorps „vast of tijdelijk aan te stellen, tenzij het betreft betrekkingen, waarvoor „vereischt is een bijzondere vakbekwaamheid „3°. ook wat het laatstgenoemde personeel aangaat, niet tot zoo danige aanstelling over te gaan, voordat in elk bijzonder geval uit een „nauwkeurig onderzoek gebleken is, dat niet een ambtenaar, die reeds op „wachtgeld gesteld is, of die, met inperking van den dienst, in zijn tegen woordige functie zou kunnen worden gemist, de te vervullen betrekking „naar behooren kan waarnemen „4°. aan één der Departementen een centraal punt in te stellen tot leiding van het onderzoek als sub 3° bedoeld."3) Onder het hoofd „Versobering van den staatsdienst" bracht de Nieuwe Handelingen Tweede Kamer 1921/22, blz. 825. 2) Ibidem blz. 1089. s) Handelingen Tweede Kamer 1921/22, blz. 1222.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1922 | | pagina 5