350
351
onderverdeeld in de volgende hoofdstukken: 1. het lokaal, 2. de verzamelingen, 3.
de aanwinsten, 4. verliezen en uitgeleende stukken, 5. de ambtenaren, 6. de werk
zaamheden van de ambtenaren, 7. mededelingen aan het publiek fin de leeszaal,
per brief, enz.), 8. afgegeven afschriften, 9. photographiën van documenten en zegels,
10. inspectie der gemeente-archieven, 11. wetenschappelijke uitgaven naar stukken
uit het depot, 12. de bibliotheek, 13. de zegelverzameling, 14. voorstellen in het
belang van het archief. Uit den aard der zaak bevatten deze hoofdstukken weinig,
wat de bijzondere aandacht van Nederlandsche archivarissen wekt, doch voor hen
is het wel van belang eens precies te weten, hoe de archieven en de ambtenaren
het in den bezettingstijd hadden, te lezen hoe te Luik en Aarlen den archivaris de
toegang ontzegd werd tot zijn depot, dat als Duitsch bureau werd ingericht; hoe
te Brugge een bom uit een vliegtuig 'groote schade aanrichtte, hoe te Oent den
rijksarchivaris door een zijner ondergeschikten, die van de politieke troebele wateien
gebruik maakte, het beentje werd gelicht; in het kort, met welke moeilijkheden
het geheele corps gedurende de oorlogsjaren te kampen had. Het meest volledige
overzieht wordt daarvan evenwel gegeven door den Algemeenen Rijksarchivaris,
J. Cuvelier zeiven, in het voorbericht van het jaarverslag, dat zeker ook door de
Noord-Nederlandsche archivarissen met groote belangstelling zal worden gelezen.
O.
Bulletin de la Commission des Archives de la Guerre.
Tome I, fascicule 1. Bruxelles, siège de la Commission, Rue
de Terre Neuve, 10 5. 192 1. 16 en 88 biz., twee facsimile's
van documenten. Vooral op aanstichten der heeren Pirenne en Cuvelier
werd bij K B. van 15 November 1919 ingesteld de „Commission en vue de recueil
lir et d'inventorier les documents relatifs a la guerre et a l'occupation", in het kort
genoemd „Commission des Archives de la Guerre". In bovengenoemde, hier te
bespreken aflevering gaan dan ook 16 blz. officieële documenten aan den eigenlijken
inhoud vooraf Uit de verschillende K. B. blijkt, dat de commissie bestaat uit de
heeren Pirenne, voorzitter, Cuvelier, Nêlis, Hansay, Vannérus, Lahaye, Des
Marez, allen archivarissen, Dom Berlière, Passelecq, Directeur van het reeds
tijdens den oorlog ingestelde Office Documentaire Beige, De Man, adj.-secretaris
der Commission royale d'Histoire, De Ridder en Graeffe, ambtenaren van het
Ministerie van Buitenlandsche Zaken, Lambotte van het Ministerie van Weten
schappen en Kunsten. Verder werden in de provincies provinciale commissies be
noemd, en ten slotte de heer VANNÉRUS, oud-rijksarchivaris in de provincie Antwerpen
tot archivaris der „Archives de la Guerre" benoemd, welke te Brussel in een voor-
loopig gebouw zijn ondergebracht. Het doel dezer archieven wordt door de com
missie aldus omschreven„Le but que poursuit la C. A, G. n'est pas d écrire
l'histoire de la guerre en Belgique depuis aoüt 1914 jusqu'a la signature du Traité
de Versailles, mais uniqument de rassembler les matériaux au moyen desquels on
pourra la composer, d'inventorier ces matériaux et, s'il y a lieu, plus tard, de les
trier au point de vue de la critique historique. En un mot, l'objectif de la Com
mission est de former a Bruxelles un ensemble aussi complet que possible de
renseignements non seulement sur la vie sociale, intellectuelle, politique, administrative
et économique de la Belgique occupée et non occupée, sur la propagande patriotique,
'espionnage, les menées provoquées par l'ennemi contre I'unité nationale, etc., mais
encore sur l'existence des Beiges a l'extérieur durant la même période, tant réfugiés
que déportés." Zij tracht dit doel te bereiken door het verzamelen van: 1. Archives.—
A. Archives administratives d'origine allemande. B. Archives administratives d'origine
beige provenant du Havre, des institutions ayant fonctionné en Belgique et a l'étranger,
et des communes. C. Archives et documents d'origine privée. D. Archives d'origine
étrangère. 2. Imprimés. A. Livres. B. Journaux, périodiques, brochures, placards,
pamphlets, affiches, chansons, etc. parus en Belgique, en pays ennemis, en pays
alliés et neutres, etc. 3. Documents iconographiques. Cartes postales, caricatures,
gravures, etc. 4. Documents photographiques. Photos, clichés, films, etc. De lange
lijsten van aanwinsten, die aan het verslag zijn toegevoegd, geven een duidelijk beeld
van wat in deze reeds bereikt werd, doch het zou ons te ver voeren, daarvan hier
een overzicht te geven. Ten slotte zij nog vermeld dat om voor de hand liggende
redenen art. 2 van het reglement van orde der nieuwe archieven aldus luidt: Les
Archives de Ia guerre sont, en principe, secrètes et, d'une fa?on générale, ne peuvent
être communiquées au public que moyennant autorisation préalable de la Commission.
Onnoodig te zeggen dat de vriendelijke heer Vannérus bereid is tegenover belang
stellende collega's dit artikel op de ruimste wijze uit te teggen. O.
Het Boek, 15 November 1921. In deze aflevering komt voor een artikel
over De opleiding van wetenschappelijke bibliotheek-ambtenaren. De Nederlandsche
Vereeniging van Bibliothecarissen en Bibliotheek-ambtenaren richtte zich tot de
litterarische faculteit der Utrechtsehe Universiteit met het verzoek te willen bevorderen,
dat er aldaar de gelegenheid zou worden geschapen om een volledige opleiding als
bibliothecaris en bibliotheek-ambtenaar te krijgen, en gaf daarbij aan, dat de vakken,
die haars inziens tot de bibliotheekwetenschap behooren, in vier hoofdgroepen moeten
worden verdeeld, n.l. het bibliotheekwezen, de bibliographie, de palaeographie en de
ontwikkelingsgeschiedenis van het boek. De faculteit vroeg in dezen advies aan
Dr. C. P. Burger Jr., Bibliothecaris van de Bibliotheek der Gemeente-Universiteit te
Amsterdam, en aan Dr. A. G. Roos, Oud-Bibliothecaris van de Bibliotheek der Rijks-
Universiteit te Groningen. Deze adviezen, benevens het schrijven van de faculiteit
aan genoemde heeren, worden in het bedoelde artikel afgedrukt. Het was de facul
teit er voornamelijk om te doen nader te worden ingelicht, of het wenschelijk voor
komt voor alle bibliotheekbetrekkingen aan de universiteit te worden opgeleid en
of speciale cursussen daartoe zouden kunnen worden ingericht. Dr. Burger merkt
op, dat slechts één van de genoemde vakken, de palaeographie, aan de Universiteit
wordt onderwezen. Naar zijn meening zouden wetenschappelijke leerkrachten van
de eigenlijke bibliotheekvakken alleen onder de in functie zijnde bibliotheekambtenaren
te vinden zijn. Aldus zou dan tevens iets, waarvan de wenschelijkheid reeds
meer dan eens betoogd is een bibliothecaris in rang kunnen gelijk gesteld
worden met een hoogleeraar, een conservator met een lector. Natuurlijk zou, aldus
opgevat, de Universiteit alleen als leerschool kunnen dienen voor de opleiding tot
hoogere bibliotheekbetrekkingen. Voor de lagere bibliotheekbetrekkingen zou een
speciale cursus, los van de universiteit, maar wèl aan een bibliotheek kunnen
worden ingericht. In dit verband wordt aangehaald het eerste Verslag van de
Archiefschool, en daaruit vooral naar voren gebracht, dat een gemeenschappelijke
cursus voor gestudeerden en niet-gestudeerden aldaar bezwaar opleverde. Veel uit
voeriger is het advies van Dr. Roos. Al het door hem gezegde geldt alleen voor
wetenschappelijke bibliotheken. Uitgesloten zijn dus de Openbare Leeszalen. Het
personeel van deze inrichtingen vindt zijn opleiding aan de School voor Maatschap
pelijk werk te Amsterdam, in dezen in samenwerking met de Centrale Vereeniging
van O. L. en B. Ook niet over de opleiding van alle bibliotheek-ambtenaren,
i) Uit de sedert verschenen afleveringen van dit jaar van Bibliotheekleven,
waarin een uitvoerig plan van opleiding voor O. L. B. personeel is opgenomen,
blijkt, dat de School voor Maatschappelijk werk in dezen niet aan de verwachting
heeft' beantwoord, en daarom het plan is de opleiding uitsluitend door de C. V. te
doen geschieden.