334
Unie van 1584 1793 verkocht;1) de rekeningen van de Ontvangers
der onderscheidene Admiraliteiten van 1681 1796 werden gelukkig be
waard en aan het Rijksarchief afgestaan. Ter voorkoming van rampen
van dergelijken aard zijn bij de vernieuwde orde van zaken in 1846,
eenige bepalingen vastgesteld, krachtens welke de ter algemeene Reken
kamer berustende stukken gesplitst zijn geworden in de zoodanige, die
voor de geschiedenis, of, om andere redenen, voortaan bewaard zouden
moeten worden, en in die, welke voor onmiddellijke of voor opvol-
gelijke opruiming1) werden vatbaar geacht, als reeds toen, of na
overeenkomst van zekere verjaringstermijnen, van geen nut of belang meer
kunnende zijn. De dientengevolge plaats gehad hebbende onmiddellijke
opruiming van vele papieren heeft het mogelijk gemaakt, het overige
gedeelte van het archief in voegzame orde te brengen. Bijna alle
stukken, voor de geschiedenis van eenig gewigt, zijn geplaatst in de groote
vergaderzaal van het collegie, die daarvoor de noodige ruimte bezit, en
daarenboven eene geschikte gelegenheid tot redding aanbiedt, bij onver
hoopt geval van brand. De stukken, die bestemd zijn om in het archief
bij voortduring bewaard te worden, bestaan in:
Notulen der Generaliteitsrekenkamer en opgevolgde Collegien in
originali van 1608—1817.
Notulen der Generaliteitsrekenkamer en opgevolgde collegien in
het net geschreven van 1608—1815.
Uitgaande missiven van de Generaliteitsrekenkamer en daarop ge
volgde collegien van 1608-1826. De latere zijn in het zoogenaamde
Geldkantoor geplaatst.
Verzameling van Indices en Agenda's van 1608 af.
Domein-rekeningen tusschen 1799 en 1810.
Rekeningen der Ontvangers Generaal van 1794—1823.
Resolutien van Haar Hoog Mogenden van 1608—1796.
Extracten uit de Decreten van de Nationale Vergadering en opge
volgde staatsligchamen van 1796 af.
Resolutien van den Raad van State van 1727—1798.
Brieven van verschillende Autoriteiten en Collegien van 1796—1805.
Gewone en buitengewone Staten van Oorlog van 1586—1794."
L. L.
Zorgvuldige bewaring van doopboeken in den ouden
tijd. In de vorige aflevering gaf F. S. K. een merkwaardige aanteekening
over de lotgevallen van een oud kerkelijk register. Ook de volgende
mededeeling, voorkomende voor in het Doopboek van Nieuwlekkerland
0 De spatieëring is van mij. L. L.
335
over de jaren 1724—1762 (Nr. 174 van den Inventaris van het thans in
Algemeen Rijksarchief gedeponeerde archief van die gemeente), bewijst
hoezeer men oudtijds op goede bewaring van dergelijke boeken prijs stelde:
„Onderrigt omtrent de volgende aentekening der gedoopte kinderen.
D' aentekening van bladsyde 1 tot bladsyde 22 is niet door my
Joh. Bandy in dit boek self geschreven, maer door een bekend vrind van
my, dog even wel by my gecollationeert en wel bevonden, gelijk nog te
sien is uit het grote kerkeboek in folio, daer ik de dopelingen self in heb
aengetekent en waaruit het volgende door een ander geschreven gecopiert
is. De rede daervan was omdat ik in vacature van naestgelegen plaetsen
heb ondervonden, dat het boek van 't doopregister in vacaturen van de
kerkenraden wel voor eenige dagen ter leen word overgelangt in vremde
handen, om wegens erfenisse ab intestato haer geslagtlijsten daaruit te
konnen vinden en opmaken, en omdat in ons groot folio boek meer
andere dingen staen aengetekent, als actens van de kerkenraed, en de
goederen van onze diakony, so hebbe met goetvinden van de kerkenraed
geoordeelt het veiliger te sijn, dat de dopelingen in een boek apart
wierden aengetekent, en daerom heb d' aengetekende doopelingen uit
't gemelde grote boek alhier laten overschrijven.
Van bladsyde 1 tot 30, so staet een streep onder de naem van elk
gedoopt kind, om in 't soeken na gedoopte rasser klaer te sijn.
Met bladsyde 31 heb ik een klaerder manier begonnen en die minder
schryven in heeft, dar sijn als 4 colummen boven op elk blad gemeld,
d' eerste wijst de tijd aen, de tweede de naem der gedoopte kinderen,
de derde die der ouders, de vierde die van getuigen."
L L.
Boekbespreking.
Inventaris van het administratief Oud-Archief der gemeente Besoyen
door J. van der Hammen Nicz., archivaris der gemeente en Mr. J. P. W.
A. Smit, Rijksarchivaris in Noord-Brabant.
Indien ik de pen opneem om eene critiek te schrijven op boven-
genoemden inventaris doe ik dit niet zonder aarzeling. Immers ik ben er mij
ten volle van bewust, dat in eiken inventaris fouten voorkomen, zoowel
moeilijk vermijdbare als noodelooze.
Waar deze inventaris ons echter wordt aangekondigd als de eerste
van eene geheele reeks en het gevolgde systeem m. i. een groote stap
achteruit beteekent in de wijze van ordening van gemeente-archieven, meen
ik dat eene bespreking niet achterwege mag blijven. Mijn eerste bezwaar
geldt de ongewone namen van hoofdstukken en afdeelingen, namen die
m. i. in geen enkel opzicht verbeteringen aanbrengen op wat c. 20 jaar