324 te noemen tweetal rekeningen; waarbij moet worden opgemerkt, dat zij aanvangen met de tweede maand van het jaar. De eerste dezer rekeningen, zonder jaarvermelding, vangt aldus aan: Dit is uytgeven Gaedert Brentincks ende Gelys Ingen Nywelantz van wegen Gaedertz vurs. tegen sulke schout, als Gaedert vurs. der stat sculdich bleve in siinre lester rekeninge, als dusent XL1 Runsche gulden Het bedrag van 1041 R.g. komt overeen met het batig slot van de rekening van 1445. De saldo-rekening moet van 1446 zijn en vermeldt de uitgaven voor de stad gedurende de eerste 5 maanden van het rekeningjaar. Bij de uitgaven voor „Loen der statknechte" komen de volgende posten voor: „Item die wekeren Zeoer ende Johan Hoi elcken betaelt II maenc .-. Item Zeoer den weker noch betailt van tween maenden ",Item noch Zeoer den weker betailt van sente Odulphus dach sun loen van eenre maent Hieruit blijkt dus, dat de betalingen loopen over de 5 maanden, die voorafgaan aan Odulphus (12 Juni), dus de maanden-Puriflcat'on's Mariae (22 januari-18 Februari), Math ie (19 Februari-18 Maart) Annuntiationis Mariae (19 Maart-15 April), Walburgis (16 April13 Mei), Urbani (14 Mei—10 Juni). De uitgaven in de hierop volgende rekening vangen aan met „des Saterdages na sunte Jan Baptiste te midsomer" (25 Juni). Onder het hoofd: „Loon der statknecht anno XLVF' komt voor: Item betaelt Zeoher die weker VIII maendendus de maan den:" Nativitatis (11 Juni8 Juli), Jacobi (9 Juli-5 Augustus), Assumptionis Mariae (6 Augustus—2 September), Lamberti (3 September 30 September), Galli (1 October-28 October), Martini (29 October—25 November), Ni col ai (26 November—23/24 December) i en Epiphaniae (25 December—21 Januari). ALB. OLTMANS. Arnhem. Middeleeuwsche plaatsnamen. In Enkele opmerkingen" over dit onderwerp door Dr. Henri Obreen1), meer in 't bijzonder betreffende aanteekeningen die voorkomen in het Oorkondenboek van het Sticht tot 1301 door Dr Mr. S MullerFzn.en Dr A C Bouman, en in eene bespreking van dit laatste werk door Jh Mr W A. Beelaerts van Blokland 2) wordt gewezen op fouten en on nauwkeurigheden in de verklaring van plaatsnamen in dat werk. 1} Nederlandsch Archievenblad 1920—1922. 3e Afl., bl. 227. •2) Maandblad van het Genealogisch-heraldisch Oen. „De Nederlandsche Leeuw XXXIXe Jaarg. No. 1, bl. 19. 325 Met eenige der gemaakte opmerkingen kan ik mij vereenigennu men er eenmaal mede begonnen is, schijnt zorgvuldiger behandeling in dit opzicht gewenscht. Maar ten aanzien van een paar andere zij het mij vergund op het volgende te wijzen. Hasehem Haastrecht wordt door beide heeren geheel ver worpen. Ik meen ten onrechte. Zooals bij onze meeste plaatsnamen is het eerste deel een persoonsnaam, n.l. „Have", met de s van den genitief saamgetrokken tot Haas. Dit was ook het geval bij Haasdonk, den naam van een dorp in Oost-Vlaanderen, dat in 1208 Havesdunc heette Hierop wijst n.l. de samenstelling met het diminutief van dien persoons naam Havekes in „Havekesdre(c)ht" (1156),2). Deze laatste naam zal wel de oorspronkelijke zijn, die ook na het gebruik in woord en geschrift van de samentrekking nog geschreven werd. Is het nu zoo ondenkbaar dat Haashem of Hasehem uit Haveshem is samengetrokken? Of is Hasehem Haashem een bezwaar? Het vervangen van het tweede deel der samenstelling „hem" door „trecht" is zeker niets buitengewoons. Zulk een verandering kwam meer voor. De heer Obreen geeft daarvan zelf een voorbeeld, n.l. die van Podar- wijc in Poederooien (verg. Wadehem in Wadenooien'), Beverhem in Beverwijkenz.). In den blaffert der goederen van de St. Maartenskerk te Utrecht van vóór 960 komt „Hasehem" voor na „Lote" met 3 kerken, een landstreek misschien zoo genoemd naar een water in de Krimpenerwaard, nog na te sporen in de Loet aldaar, ook een aanwijzing dat Hasehem Haastrecht kan 'zijn. De heeren Beelaerts en Obreen maken bezwaar tegen het vragender wijs vereenzelvigen van Holanwegh met den bekenden Hollen Weg door den Wageningschen Berg. In genoemde lijst van de Utrechtsche kerk komt het woord voor in „inter Holanwegh et Fregrimahusenhem, sive quod uulgo dicitur Ree". Nu meent de Geer, dat Ree Recum Redichem, n.l. het Redichem bij Kuilenburg 5). 't Is mogelijk, Maar een „holle" weg daar in de vlakke Betuwe schijnt minder op zijn plaats. „Redichem" kwam echter ook voor als de oudere naamsvorm van het dorp Renkum (970, 1370, 1399, enz.6), dat ongeveer "een half uur van den Hollen Weg door den Wageningschen Berg ligt. Vandaar de genoemde onderstelling. b Friesch Woordenboek Dl. IV, bl. 149. '2) v. D. Bergh. Oorkondenb. Holl. en Zeel. I, No. 132. 3) Sloet. Oorkondenb. v. Oelre en Zutphen, No. 41 (850). v. D. Bergh. Oorkondenb. Holl. en Zeel. 1, No. 33). 5) De Oeer. Bijdr. Oesch. en Oudh. Prov. Utrecht, Bijl. II, No. 2 en 3. 6) Nom. Geogr. Neerl. III, bl. 223.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1922 | | pagina 26