294 toestand en wellicht ook de verhouding der locale autoriteiten zal op de praktijk invloed uitgeoefend hebben. De archieven der vredegerechten, welke aldus gesplitst werden, zijn ook na 1838 gescheiden gebleven. Het Koninklijk Besluit van 8 Juni 1829 „nopens de bewaring der charters thans berustende onder de onderscheiden regterlijke kollegien" (St.bl. n°. 47) bepaalde (art. 5): „de charters der vredegerechten zullen blijven berusten onder de gemeentebesturen, bij welke zij naar luid van het besluit van den 28 Brumaire VI jaar jaarlijks moeten worden gedeponeerd, zullende de vrederegters en griffiers vóór hunne aftreding moeten zorg dragen, dat de overgifte behoorlijk plaats hebbe"; een circulaire van den Minister van Justitie van 26 Sept. 1838, houdende inlichtingen nopens verschillende onderwerpen betrekkelijk de invoering der Nederlandsche wetgeving (Bijvoegsel tot het Staatsbl. n°. 219) schreef sub VI nopens bovengenoemd besluit van 8 Juni 1829 nader: 8 „voor zooverre bij de vredegeregten andere charters of archieven voorhanden zijn, dan die welke bij art. 5 van het opgemeld Koninklijk Besluit zijn bedoeldzullen dezelve op gelijken voet als hierboven is voorgeschreven, doch ten overstaan van den kantonregter worden over gegeven aan den griffier van het kantongerecht, waardoor het opgegevene vredegerecht wordt vervangen of waarbij hetzelve is ingesmolten." Stad huis en gerecht bleven aldus elk haar deel behouden. Eerst het Koninkl. Besluit van 28 Augustus 1919 (Stbl. nn. 547) tol regeling van de overbrenging naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen van de rechterlijke archieven van 1811 tot 1838 opent de gelegenheid de gescheiden deelen weder te vereenigen. Dat de minuut-acten van de vredegerechten, herkomstig uit de archieven van de gemeenten, met de vredegerechtsstukken uit de kantongerechtsarchieven komende, in één archief vereenigd behooren te worden, kan toch niet betwijfeld worden. De vraag is alleen, of in een Rijksarchiefdepöt of in de archief bewaarplaats eener gemeente? Art. 7 van het genoemde Koninklijk Besluit geeft nl. gelegenheid, dat de gemeenten, die een eigen archivaris en doel matige archieflocalen hebben, de archieven, welke afkomstig zijn van recht banken van eersten aanleg en vredegerechten, die hunne standplaats in die gemeente hebben gehad, tot wederopzeggens op zekere voorwaarden in bewaring zullen kunnen verkrijgen, o.a. mits het gemeentebestuur zich verbindt de genoemde archieven zoo spoedig mogelijk, en in elk geval 295 binnen den tijd van vijf jaren, te doen inventariseeren naar een door den Minister goed te keuren ptan. De archivarissen, volgens art. 3 met de overbrenging van de rechterlijke archieven belast, zullen er bij de uitvoering van deze bepaling op te letten hebben, dat het gemeentebestuur ook de beschikking krijgt over de van het kantongerecht herkomstige stukken, opdat niet door den gemeente archivaris de inventarisatie van het ten stadhuize berustende vredegerechts archief alleen ter hand genomen en aldus slechts een brokwerk verricht wordt. P. A. MEILINK. De Gemeente-archieven in 1920. Dit overzicht is weer op geheel dezelfde wijze als de vorige jaren bewerkt. De verslagen der onderscheidene archivarissen zijn geraadpleegd. Talrijke werden in afdruk toegezonden aan het archief, waaraan ik ver bonden ben, terwijl enkele archivarissen zoo vriendelijk waren, mij ten behoeve van dit overzicht hun verslag te sturen. De verslagen der overige gemeenten heb ik zooveel mogelijk ten Raadhuize van 's-Gravenhage ingezien. Tenslotte bleven er nog 22 gemeenten over, die volgens de Staats almanak een archivaris hebben en waarvan ik de verslagen niet had kunnen verkrijgen. Ik verzocht nu deze 22 archivarissen mij te willen inlichten. 15 gaven aan dit verzoek gevolg. Van de 7 overige mocht ik geen antwoord ontvangen. Het is opmerkelijk van hoevele zijden ook dit jaar weer over ruimte gebrek wordt geklaagd. Van de archivarissen van Amersfoort, Delft, 's-Gravenhage, 's-Hertogenbosch, Leiden, Nijmegen, Rotterdam en Vlaar- dingen hooren wij deze klacht. Voor Delft en den Bosch echter is een bevredigende oplossing in zicht. Wat de beschrijvingsmaatregelen betreft, er verschenen dit jaar drie inventarissen in druk. Te Deventer die van de Rekeningen en manualen van den Cameraarte Leiden die der Gilden en te Schiedam de inventaris van het archief van het Vredegerecht. Tenslotte ontvingen verscheidene gemeenten weer archiefjes van crisis instellingen en -bureaux. Van Alkmaar, Amsterdam, Delft, Groningen, Haarlem, 's-Hertogenbosch, Rotterdam, Schiedam en Vlaardingen vinden wij dit vermeld. Een bijzonder heuglijk bericht is, dat Zierikzee een archivaris heeft aangesteld. Zoo ziet men gaandeweg vooruitgang. De omstandigheid dat dit de vijfde en laatste maal is dat ik het overzicht der gemeente-archieven heb samengesteld, is mij aanleiding geworden na te gaan, wat in het lustrum van 1916 tot 1921 is geschied en wat er is vooruitgegaan. Prof. mr. R. Fruin: De archiefwet 1918 2e stuk blz. 78 wijst erop, dat vele vrederechters zitting hielden in de stadhuizen van de hoofdplaatsen van de kanton gerechten, waardoor hun archieven aldaar zijn gebleven. Deze verklaring van de aanwezigheid der vredegerechtsarchieven ten stadhuize gaat alleen op, wanneer op het stadhuis ook andere vredegerechtsstukken dan minuten van civiele acten bewaard zijn; is dit niet het geval, dan is o.i. de verklaring alleen in de bovengenoemde bepalingen te zoeken.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1922 | | pagina 11