268
269
Paschen 1916 door den opstand der Sinn-Feiners: het Record-office werd door laatst
genoemden genomen, en de boekeu als barricaden gebruikt; over Wales door John
Ballingfr, over de United States of America door J. Franklin Jameson: het tot
stand komen van een National Archive Building is hier juist gedurende den oorlog
nader tot zijn verwezenlijking gebracht; over Frankrijk door Charles Bemont,
over Italië door Emtlio Re de archieven van Venetië zijn gedurende den oorlog
tijdelijk naar Turijn overgebracht eu overigens hebben de achtergebleven archieven
in de bezette gebieden geen schade geleden, en over de Vaticaansche archieven door
Card. F. A. Gasquet. In dit laatste stuk worden niet zoozeer over den oorlog
als we over deze archieven in het algemeen interessante mededeelingen gedaan.
Ook overigens zijn de artikelen, vooral die betreffende Engeland, van belang wegens
de mededeelingen omtrent den stand van de inventarisatie der archieven en omtrent
de plannen voor de samenstellingen van archiefgidsen voor de verschillende gebieden.
L.
Bibliothéque de l'Ecole des Chartes. LXXX1 (1920).
Op blz. 434 vlg. staat afgedrukt het Rapport au Ministre de l'lnstruction
Publique et des Beaux Arts sur Ie service des archives (len Mai 1919len Mai 1920),
uitgebracht door den Directeur des Archives Ch. v. Lanolois. In den loop van dat
jaar zijn naar de Archives nationales onder meer overgebracht de oude archieven
van het Ministère de la Marine, en de oude archieven van de Direction des Cultes.
Een zeer belangrijke verzameling oude stukken, teruggaande tot de 12e eeuw, is
gevonden in een reduit obscur van het Palais Soubise en voor de Archives nationales
verworven. Wat betreft de Archives departementales wordt vooral gesproken over
hetgeen die archieven in de oorlogsjaren hebben te lijden gehad, en de genomen
maatregelen om een aantal van deze archieven weder terug en de schade vergoed
te krijgen. Hiertoe is te Parijs in de Archives nationales een opzettelijke bijeenkomst van
alle archivarissen der bezette en verwoeste departementen gehouden op 25 Januari 1920. L.
Jaarverslag van de Commissie voor 'sRijks Geschied
kundige Publicatiën (over 1 920), 1921,
Ook thans is dit verslag weder afzonderlijk verschenen. Aan het verslag is
toegevoegd als Bijlage IVerslag van een onderzoek in het Archief van het Kabinet
der Koningin, waarin de assistent Mr. E. van Raalte het groote belang van dat
archief voor de geschiedenis van de 19d« eeuw aanwijst, en als Bijlage II een Lijst
van 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën, een opgave van al de sedert de oprichting
van de Commissie verschenen uitgaven, die zeker velen, niet het minst ook aan de
archivarissen, welkom zal zijn. L.
De Nederlandsche Leeuw XXXIX afl. 2—9.
Aangezien voor de geschiedenis der Middeleeuwen het veelal noodig is de
faits et gestes te kennen der edelen uit de oude geslachten, is het gewenscht, dat
hiervan betrouwbare gegevens te vinden zijn. Nog altijd is men voor Holland op
v. Gouthoeven of v. Leeuwen aangewezen. Daarom is het verheugend, dat Jhr.
Mr. W. A. Beelaerts van Blokland een serie artikelen heeft geopend, waarin hij
de oudste stamreeksen herziet van die geslachten, die in de 13de en 14de eeuw
grooten invloed hadden in Holland, waarbij hij tevens gelegenheid vindt conclusies
uit nieuwe publicaties, die steunden op gegevens uit bovengenoemde werken, recht
te zetten (langs genealogischen weg toont hij aan, dat een oorkonde, door Van den
Bergh op 1202 gesteld, omstreeks 1170 dient gedateerd te worden In maandblad 9
rectificeert hij de erfopvolging der burggraven van Leiden vóór 1339 en toont o. a.
aan dat het ambacht Calslagen aan deze burggraven zijn naam burggravenambacht
heeft te danken. F.
Onze Eeuw, 1921, Juli, Augustus en October.
Wel wordt bij historische publicaties af en toe nagegaan of het Koninklijk
Huisarchief ook nog aanvullingen kan bieden, maar zeldzaam is het, dat men vrijwel
geheel bouwt op dit rijke archief. Mede daardoor misschien zijn naast de drie
Nassau's, die in 1568 en 1574 voor ons land sneuvelden, minder bekend gebleven
hun neven, jongere broers van Willem Lodewijk, die eveneens hun leven voor het
nieuwe vaderland lieten. Onder den titel „Vergeten Nassau's" stelt prof. F. J. L.
Kramer in het licht veelal puttend uit de correspondentie van graaf Jan van
Nassau welke beteekenis graaf Philips, gesneuveld in 1594 niet ver van Wezel,
en Lodewijk Gun ter, overleden in 1604 op een veldtocht naar Ostende, voor ons
land gehad hebben.
Uit de koloniale archieven heeft de heer M. R. H. Calmeyer gevonden, hoe
Adr. de Veer, van 18071815 gouverneur der Goudkust „Een evenknie van
Hendrik Doeff" noemt hij hem onder de moeilijkste omstandigheden, zelfs
tijdens de Fransche overheersching van ons land, de Nederlandsche vlag heeft laten
wapperen in zijn standplaats en een voorbeeld van plichtsbetrachting was, zoodat
voortaan met Decima de Goudkust de eervolle vermelding zal moeten deelen.
F.
Tijdschrift voor rechtsgeschiedenis, dl. Ill, afl. 1.
De redactie kondigt aan, dat voortaan het tijdschrift een internationaal karakter
zal dragen en somt de namen op van eenige geleerden uit Frankrijk, Engeland, Italië,
Zwitserland, België, Amerika, Spanje en Denemarken, die hun medewerking hebben
toegezegd. Te betreuren is het, dat in dit internationale gezelschap Duitschland geheel
ontbreekt, waar juist de rechtsgeschiedenis zoozeer beoefend wordt en waarmee de
rechtsinstellingen in het Oosten en Noorden van ons land zooveel verwants hebben.
In een artikel „Scabinium" betoogt Mr. R. Fruin, dat voor het eind derJ13de
eeuw naast de grafelijke vierschaar geen ander rechtscollege bestond. De graaf en
schepenen, een college, dat wel door sommige schrijvers wordt aangenomen, is een
latere Vlaamsche ontwikkeling, maar in Zeeland is dit nooit geweest. De schepenen
gaven slechts een getuigenis, zij het dan ook een weinig aangevochten zeggen, dat
in landzaken d. i. heemrecht als bewijs gold. Eigenaardig is de overeenkomst, die
Schr. opmerkt tusschen deze gezworen getuigen in Zeeland en dergelijke personen
in Friesche streken als Westergo en Rüstringen. Zelfs in het Saksische Westerwolde
zijn sporen van dezen Frieschen invloed. F.
Bossche B ij dragen, bouwstoffen voor de geschiedenis van het bisdom
's Hertogenbosch, dl. IV.
De archieven onzer oude nog bestaande kloosters zijn veel te weinig toegan
kelijk. Toe te juichen is het dan ook, als deze worden ontsloten door het publiceeren
van een inventaris, al is deze soms dan ook niet ingericht overeenkomstig de huidige
begrippen der archiefleer. In afl. 1 en 2 geeft br. D. de Kok, O. F. M., een
chronologisch ingerichten inventaris van het archief der Klarissen te Megen. Dij
klooster, in 1472 te Boxtel gesticht voor zusters der Derde orde van St. Franciscus,
ging in 1504 tot de Tweede orde over; in 1721 werd het verplaatst naar Megen.
De bewerker geeft de meeste stukken in regestvorm weer. Een deel van het archief
berust in het Minderbroedersklooster te Weert en is terecht hier mede beschreven.
De Megensche stukken, die door de vocht vrijwel onleesbaar waren geworden, zijn
door een scheikundige geprepareerd. Het is te hopen, dat de leesbaarheid blijvend is
en het perkament door de bewerking niet geleden heeft. F.
Archief, vroegere en latere mededeelingen voornamelijk
in betrekking tot Zeeland. 1921.
Ter gelegenheid van de Danteherdenking wijdt Mr. A. Meerkamp van Embden