224
BIJLAGE.
VERORDENING van den 26 Juni 1921, houdende regelen
ten aanzien der kerkelijke archieven.
Art. 1.
Onder kerkelijke archieven worden verstaan alle geschreven, geteekende,
gedrukte of andere bescheiden, ingekomen bij of opgemaakt door het
bestuur eener kerkelijke gemeente, van een ressort of van het Kerkgenoot
schap, of van eene er toe behoorende of behoord hebbende instelling, of
ingekomen bij of opgemaakt door een ambtenaar eener kerkelijke gemeente,
van een ressort, van het Kerkgenootschap, of van dusdanige instelling,
voorzoover die bescheiden bestemd worden onder dat bestuur of dien
ambtenaar te blijven berusten.
Onder Bestuur wordt verstaanhet Kerkbestuur, wat betreft eene
kerkelijke gemeente, het Dagelijksch Bestuur wat betreft het ressort en
de Permanente Commissie wat betreft het Kerkgenootschap.
Art. 2.
De Besturen zijn verplicht zorg te dragen voor hunne archieven en
voor derzelver ongeschonden instandhouding.
Zij doen met bekwamen spoed van deze archieven een inventaris in
duplo opmaken, waarvan een exemplaar bij hen blijft berusten, terwijl het
andere wordt opgezonden aan de Permanente Commissie.
Art. 3.
Het Bestuur bewaart het archief in afgesloten bergplaats, zooveel
mogelijk beveiligd voor brandgevaar. In die bergplaats mag niet worden
gerookt en mogen geen licht ontvlambare stoffen en vochten gebruikt of
bewaard worden.
Art. 4.
Op de archiefstukken mogen door derden geene aanteekeningen
worden aangebracht.
Art. 5.
Het Bestuur geeft gelegenheid tot wetenschappelijk onderzoek van het
archief aan alle betrouwbare personen, overeenkomstig door het Bestuur
hiervoor vast te stellen bepalingen. Zijn de onderzoekingen zuiver weten-
225
schappelijk, dan is de toegang kosteloos, in andere gevallen kan door het
Bestuur een matig toegangsrecht geheven worden.
Art. 6.
Wanneer archiefstukken geraadpleegd worden ter plaatse, waar zij
bewaard worden, geschiedt die raadpleging onder toezicht van een of meer
leden van het Bestuur of een door dat Bestuur aan te wijzen ambtenaar.
Art. 7.
Wanneer de kerkelijke archiefbewaarplaats niet voldoende gelegenheid
biedt tot het instellen van een onderzoek, als in de vorige artikelen is
bedoeld, worden de archiefstukken, welke de onderzoeker wenscht te raad
plegen, tijdelijk in bewaring gegeven aan eene Rijksarchiefbewaarplaats of
eene onder deskundig beheer geplaatste gemeentelijke archiefbewaarplaats
ter keuze van den onderzoeker, om daar door hem geraadpleegd te worden,
mits tegen vergoeding van kosten.
Art. 8.
In geen geval mogen archiefstukken uit de bewaarplaats worden uit
geleend dan aan eene openbare archiefbewaarplaats, die onder deskundig
beheer staat, tegen re?u van den beheerder van de archiefbewaarplaats,
waarheen de stukken worden uitgeleend en voor een bepaalden tijd, die
op aanvrage kan worden verlengd.
Art. 9.
Wanneer de kerkelijke archiefbewaarplaats niet voldoende gelegenheid
geeft tot het instellen van een onderzoek, en het Bestuur nochtans bezwaar
maakt tegen de uitleening van een archiefstuk naar eene openbare archief
bewaarplaats, is het verplicht zelf of door een zijner leden of ambtenaren
aan den aanvrager inlichtingen te verschaffen.
Art. 10.
Het vervreemden van archiefstukken, van welken aard ook, is ver
boden. De leden van het Bestuur zijn persoonlijk aansprakelijk voor de
richtige naleving van dit verbod.
De archieven van opgeheven gemeenten, inbegrepen de stukken geda
teerd na 1 Januari 1871, worden, behoorlijk geinventariseerd, gevoegd bij
het archief der gemeente, waarmede de opgehevene wordt vereenigd, tenzij
bij het besluit der opheffing hieromtrent anders mocht worden bepaald,