158 woordige archiefreglement gunstig afsteekt bij de ontwerpen van vroegere jaren. Tot dit laatste in het bijzonder acht ik mij thans wel eenigermate in staat en gerechtigd, nu ik gedurende eenigen tijd in opdracht van de Regeering, naar aanleiding van een bij den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van de Synode ingekomen verzoek, ben werkzaam geweest in het belang van de archieven der Nederlandsche Hervormde Kerk. Ik voeg aan dit artikel als Bijlage toe den tekst van het Reglement op de kerkelijke archieven, zooals dat thans van kracht is, met verwijzing bij elk artikel naar de overeenkomstige bepalingen in de Ontwerp Reglementen van 1904 en 1916'). Voor den tekst van de Ontwerp-Reglementen van 1902, 1904 en 1916 kan worden verwezen resp. naar Ned. Archievenblad 1902/1903, blz. 122—123, 1904/1905, blz. 126—133 en 1916/1917, blz. 153—158. I. Zooals bekend had de Synode van 1916 een Ontwerp-Reglement op de archieven reeds bij eerste lezing verworpen. Tegelijkertijd echter was dit Reglement aan de Synodale Commissie in handen gegeven om het te her zien. Als gevolg daarvan is in de Bijlagen bij de Handelingen van de Synode in 1917, B, blz. 241 vlg. het volgende nieuwe Ontwerp-Reglement met toelichting opgenomen „Reglement op de bewaring, de instandhouding en het gebruik van dekerkelijke ar.chieven. Titel I. Algemeene Bepalingen. Art. 1. Tot de kerkelijke archieven worden gerekend te behooren a. het archief der Synode, b. de archieven der Provinciale Kerk besturen, c. de archieven der Classicale Besturen, d. de archieven der Kerkeraden, e. de archieven der Diaconieën, de archieven der Kerkelijke Hoogleeraren. De in alinea 1 genoemde besturen of personen zijn verantwoordelijk voor de bewaring, instandhouding en het gebruik der onder hun beheer staande archiefstukken. Onverminderd deze verantwoordelijkheid, dragen de besturen in den regel het dagelijksch bestuur van het onder hunne bewaring verblijvende gedeelte van het archief op aan hun secretaris of scriba, volgens door hen te maken bepalingen, die niet strijdig mogen zijn met de bepalingen van dit of eenig ander kerkelijk reglement. 159 Art. 2. Onverminderd het bijzonder toezicht der kerkelijke besturen krachtens de kerkelijke reglementen, wordt een algemeen toezicht op de kerkelijke archieven, op hun bewaring, instandhouding en gebruik, in opdracht van de Synode, uitgeoefend door de Algemeene Synodale Commissie, overeen komstig de bepalingen van dit Reglement. Art. 3. De Algemeene Synodale Commissie is bevoegd zich bij de uitoefening van haar taak ten aanzien der kerkelijke archieven te laten bijstaan door een door de Synode aan te stellen kerkelijken archivaris, wiens instructie door de Algemeene Synodale Commissie wordt vastgesteld. De Provinciale Kerkbesturen, de Classicale Besturen en de Kerkeraden zijn verplicht de Algemeene Synodale Commissie bij de uitoefening van haar in dit Reglement omschreven taak allen door haar gewenschten bijstand te verleenen. Art. 4. De kerkelijke archieven moeten zoo bewaard worden, dat hunne ongeschonden instandhouding zooveel mogelijk verzekerd is. Wanneer ten gevolge van verzuim (verwaarloozing) door de behee- rende besturen of personen archiefstukken ontbreken, of wanneer gevaar bestaat voor de bewaring of instandhouding van archiefstukken, terwijl door de beheerende besturen of personen na aanmaning geen afdoende maatregelen ter voorziening worden genomen, is de Algemeene Synodale Commissie bevoegd het betreffend archief elders in bewaring te stellen en zijn de beheerende personen of besturen tot onmiddellijke afgifte verplicht. Art. 5. De archieven worden, voorzoover mogelijk, gescheiden in a. archief vóór 1650, b. archief van 1650 tot 1816 en c. nieuw archief van af 1816. Art. 6. Voortdurende toegang tot alle kerkelijke archieven en gebruik der archiefstukken moet worden gegeven aan hen, die krachtens dit Reglement toezicht op de archieven uitoefenen. Geen toegang tot archieven of geen gebruik van kerkelijke archief stukken mag worden gegeven 1 aan iemand, ten aanzien van wien gegronde vrees bestaat, dat zijn onderzoek kan leiden tot benadeeling der Nederlandsche Hervormde Kerk 2°. aan niet-leden der Nederlandsche Hervormde Kerk, tenzij met Ten aanzien van het Ontwerp-Reglement van 1902 kon dit laatste moeielijk geschieden, daar dit geheel anders dan de latere ontwerpen van 1904 en 1916 is samengesteld.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1920 | | pagina 9