Jubileum Joh. H. Been. Op 25 Maart 1920 vierde de heer Joh. H. Been zijn 25-jarig jubileum als archivaris der gemeente Brielle. Er had zich een comité gevormd om allen die den gevierden schrijver van histo rische werken en van populaire jongensboeken mede wilden huldigen, in de gelegenheid te stellen daartoe bij te dragen. Tal van couranten wekten het publiek op om dit plan te steunen, en wijdden op den feestdag bijzondere artikelen aan de verdiensten van den jubilaris. Op den dag zeiven wapperden vroeg in den morgen vlaggen van het raadhuis, van het Asyl, van de kazerne en van tal van particuliere woningen, en het carillon speelde alle Brielsche liederen van Been. Om 9 uur kwamen in zijne versierde werkkamer op het archief een aantal geboren Brielenaars bijeen, namens wie de heer J. C. Kruyne het feit van den dag herdacht en den heer Been gelukwenschte. Daarna riepen de bewoners van het Asyl, waar van hij regent is, hem in hun midden; hier werd hij door den heer A. Koene toegesproken en met een wandelstok met gouden band en inscriptie vereerd, waarna hem een „Dat 's Heeren zegen op U daal" werd toege zongen. Om twee uur had in de raadzaal de eigenlijke huldiging plaats. Hier werd hij in het bijzijn van een talrijk publiek toegesproken door den burgemeester Egter van Wissekerke, die schetste wat de heer Been voor Den Briel had gedaan, en hem als geschenk van de gemeente een fauteuil aanbood; dan door den heer J. K. Overbeeke als oudste raadslid; door den heer L. P. van den Blink als goed vriend en als lid der commissie voor de huldebetuiging; door den heer J. Zoetemeijer als oud-leerling; door den vertegenwoordiger van de firma Gebr. Kluitman te Alkmaar, die hem een photo overhandigde van alle bij die firma van zijn hand verschenen werken. Verschillende fraaie geschenken werden hem toegezegd. Daarna was het den jubilaris een behoefte in een vurige improvisatie te getuigen van zijn liefde voor het archief en voor Brielle, en dank te zeggen voor al de belangstelling op dezen dag ontvangen. Na een druk bezochte receptie werd den heer Been een diner aangeboden in het hotH De Nimf, waar hem in intiemen kring nog eens vele waardeerende woorden werden toe gesproken. De muziekvereeniging bracht hem bij die gelegenheid een serenade met fakkellicht, waarbij schier de heele bevolking hem op een treffende wijze hulde bracht. Vermeld moet nog worden, dat hij van den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen uit naam der regeering, en van den Commis saris der Koningin telegrammen van gelukwenschen ontving. Tal van letterkundigen en andere bekende personen in binnen- en buitenland op wetenschappelijk gebied zonden hem telegrammen, brieven en briefkaarten. 235 Jubileum F. A. Hoefer. De heer F. A. Hoefer te Hattem heeft 14 April zijn 70sten verjaardag gevierd. Een omstandigheid, welke onder de historici, en inzonderheid onder hen die zich met de verzorging van de monumenten in Nederland bezig houden, niet onopgemerkt kon blijven. Zoo verzamelden zich dan ook op dien dag, in het oude schilderachtige stadje, enkelen van de vooraanstaande mannen op dit gebied om den heer Hoefer te huldigen. Men zag er dr. J. KalF; directeur van het Rijksbureau voor de monumentenzorg, dr. E. J. Haslinghuis, secretaris van de com missie voor de inventariseering en de beschrijving van de monumenten voor geschiedenis en kunst, den heer A. van Erven Dorens, directeur van het Nederlandsch Openlucht museum. De vereeniging tot beoefening van Overijselsch recht en geschiedenis was vertegenwoordigd door den secretaris mr. G. J. ter Kuile uit Almelo, pater G. A. Meyer, en den heer J. Geesink uit Zwolle. De vereeniging „Gelre" was vertegenwoordigd door dr. J. S. van Veen uit Arnhem, jhr. mr. A. H. Martens van Seven- hoven, mr. W. P. A. Smits en baron Taets van Amerongen, tevens ver tegenwoordigers van de vereeniging „De Doornweerth" en de Geldersche archeologische commissie. Dr. J. Kalf, die in opdracht van den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen den jubilaris huldigde, memoreerde vooral wat de heer Hoefer had gedaan voor het behoud van de Nederlandsche monumenten in het algemeen, en in het bijzonder voor het behoud van het kasteel „de Doornweerth" en voor de inrichting van dit kasteel tot Nederlandsch artilleriemuseum. Verder herinnerde spreker er aan hoe zoo menige kerk en toren, die thans gerestaureerd, een sieraad vormt van de eertijds bloeiende Nederlandsche bouwkunst, door het ijverig werken van den heer Hoefer voor ondergang is bewaard gebleven. Dr. Haslinghuis herinnerde aan hetgeen de heer Hoefer had gedaan voor de inventariseering van de monumenten en wel door de bewerking van den inventaris van Gelderland, reeds in druk verschenen, en dien van Overijsel, die zoo goed als gereed ligt. Mr. Cj. J. ter Kuile huldigde den 70-jarige vooral voor hetgeen hij in de 28 jaar, die hij lid was van „Overijselsch recht en geschiedenis", voor die vereeniging was geweest Niet het minst was de vereeniging aan den heer Hoefer verplicht voor het thans zoo mooie museumgebouw te Zwolle, dat zonder den heer Hoefer zeer zeker in sloopershanden was gevallen. Dr. J. S. van Veen brachi zijn hulde aan den heer Hoefer als oprichter van de thans zoo bloeiende vereeniging „Gelre" en als krachtig medebestuurder der Provinciale Geldersche Archeologische Commissie. Ten slotte voerde het woord de heer A. van Erven Dorens, die in een kernachtige toespraak den heer Hoefer huldigde als den jeugdigen

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1920 | | pagina 47