224
b. bij het Rijksarchief te Utrecht, mr. A. le Cosquino de Bussy,
commies bij dat archief;
2°. met ingang van 1 April, bij het Algemeen Rijksarchief te 's-Gra
venhage, jhr. mr. H. J. L. Th. van Rheineck Leyssius, commies bij dat
archief;
B. benoemd tot adjunct-commies bij het Rijksarchief in Utrecht, te
Utrecht, dr. A. C. Bouman, tijdelijk adjunct-commies bij dat archief;
C. tot tijdelijk commies bij het Algemeen Rijksarchief te 's-Graven-
hage, jhr. mr. W. G. Feith, reeds als zoodanig werkzaam.
Bij Kon. besluit van 20 April 1920 is benoemd tot rechter-plaats-
vervanger in de arrondisemenis-rechtbank te Assen, jhr. mr. B. M. de Jono
van Ellemeet, Rijksarchivaris in de provincie Drente.
Bij Kon. besluit van 29 April 1920 is, met ingang van 16 Mei,
benoemd tot tijdelijk commies aan het Algemeen Rijksarchief te '-Graven-
hage, mr. J. A. L. Verspijck Mijnssen.
Bij Kon. besluit van 15 Mei 1920 is, met ingang van 1 Juni, be
noemd tot tweeden onderdirecteur van het bureau der commissie 'voor
's Rijks geschiedkundige publicatiën te 's-Gravenhage, dr. J. G. van Dillen,
privaatdocent aan de gemeentelijke universiteit van Amsterdam en leeraar
aan de school voor maatschappelijk werk te Amsterdam.
Bij Kon besluit van 8 Juni 1920 is, met ingang van 1 Juli, benoemd
tot wetenschappelijk assistent aan het bureau van de commissie voor
's Rijks geschiedkundige publicatiën te 's-Gravenhage, mr. E. van Raalte,
te 's Gravenhage.
Met 1 Juni 1920 is aan O. Kamstra, op verzoek, eervol ontslag ver
leend als concierge-binder-klerk bij het Rijksarchief in Friesland te Leeuwarden.
H. M. de Koningin heeft benoemd tot commandeur in de Huisorde van
Oranje prof. dr. F. J. L. Kramer, hofraad en directeur van het Koninklijk
Huisarchief.
Bezoldigingsbesluit. - Het Koninklijk besluit van 23 Januari
1920 (Staatsblad no. 37), tot vaststelling van regelen ten aanzien van de
bezoldiging van de burgelijke Rijksambtenaren, bepaalt in art. 1, eerste
lid„De bezoldiging van de burgerlijke Rijksambtenaren, behalve van hen
wier bezoldiging elders, bij de wet of bij algemeenen maatregel van bestuur,
wordt geregeld, wordt, met inachtneming van de hierna volgende regels,
225
vastgesteld op de bedragen, in de bijlagen A, B en C voor ieder ambt
aangegeven. Het gezamenlijke bedrag der bezoldiging wordt, zoo noodig,
tot een tiental van guldens naar boven afgerond". In de bijlage A komen
de ambtenaren en beambten aan het Algemeen Rijksarchief en de Rijks
archieven in de provinciën in de volgende schalen voor:
Schaal 4 1400—1700, 6 jaar6 jaarlijksche verhoogingen van 50)
Portier. Assistent-concierge. Zaalwachter. Bediende. Bode.
Schaal 10 1500—2000, 6 jaar; 4 jaarlijksche verhoogingen van
100 en daarna 2 van 50):
Concierge-binder, tevens bediende.
Schaal 13 1300—2300, 12 jaar; 8 jaarlijksche verhoogingen van
100 en daarna 4 van 50):
Klerk. Klerk-concierge.
Schaal 14 1600—ƒ2300, 7 jaar; 7 jaarlijksche verhoogingen van 100):
Machinist. Amanuensis.
Schaal 25 2000—3000, 10 jaar; 10 jaarlijksche verhoogingen
van 100)
Adjunct-commies.
Schaal 32 (ƒ2800ƒ3800, 10 jaar; 10 jaarlijksche verhoogingen
van 100)
Commies.
Schaal 45 4000—5000, 10 jaar; 10 jaarlijksche verhoogingen
van 100)
Hoofdcommies.
Schaal 55 5600—6200, 6 jaar3 tweejaarlijksche verhoogingen
van 200)
Archivaris bij het Algemeen Rijksarchief. Rijksarchivaris in de pro
vinciën.
Schaal 64 7000—8000, 6 jaar; 2 driejaarlijksche verhoogingen
van 500)
Algemeen Rijksarchivaris.
Art. 2, eerste lid, houdt in: „De bezoldiging, bedoeld in de bijlagen
A en B, voor zoover noodig verminderd overeenkomstig het bepaalde bij
artikel 1, tweede lid, wordt, behoudens de in dit besluit gemaakte beper
kingen, met inbegrip van de in artikel 19 bedoelde toelagen, voor de
gemeenten of onderdeelen van gemeenten, in de als bijlage D a&n dit
besluit gehechte lijst gerangschikt in de 2de en 3de klasse, onderscheidenlijk
verminderd met 4 en 8 ten honderd. De bezoldiging op deze wijze ver-
tninderd, wordt steeds met een tiental van guldens naar boven afgerond".
In deze lijst zijn gerangschikt in de eerste klasseArnhem, 's-Gravenhage,
Groningen, Haarlem, Utrecht; in de tweede klasse: Assen, 's-Hertogen-
bosch, Leeuwarden, Maastricht, Middelburg, Zwolle.