Het archief der Synode is geordend door H. Q. Janssen (inventaris van 1878). In 1899 werd voor het eerst in de Synode de stelling verkondigd, dat ook de verzorging van alle andere kerkelijke archieven een eisch des tijds is. In 1900 werd dr. Hulsebos lid van de Synode en trad onmiddellijk als voorvechter van de belangen der kerkelijke archieven op. Verschillende circulaires waarvan de inhoud niet wordt meegedeeld toegezonden aan de kerkbesturen en kerkeraden, leverden weinig resultaat op. In 1901 stelde de Synode een commissie in, aan welke werd opgedragen een reglement op de archieven te ontwerpen, in welke commissie naast twee predikanten ook Hulsebos zitting had. Het reglement werd eerst in 1919 door de Kerk aanvaardhet lange uitstel hangt samen met het benoemen van een gemachtigde voor de kerkelijke archieven. In die qualiteit heeft Hulsebos meer dan vijftien jaren geheel belangeloos de kerk gediend. Hoofdzaak is voor hem geweesthet verzamelen van gegevensmet het eigenlijke inventariseeren liet dr. Hulsebos zich slechts bij uitzondering in. Evenmin is hij in het euvel vervallen, waarvan zoo vele dilettanten op archief-gebied het slachtoffer worden, om datgene, wat hem in een archief persoonlijk belangrijk leek, te publiceeren nog voor dat het archief behoorlijk geregeld was. Sedert 15 Januari 1919 is het Reglement op de kerkelijke archieven van kracht, aan welks tot stand komen Hulsebos krachtig heeft meegewerkt. Sinds in 1919 de zorg voor de kerkelijke archieven aan een vakman is toevertrouwd, kan deze, aan de hand van het Reglement, voortbouwen op het pionierswerk, door dr. Hulsebos verricht. Weekblad voor de Burgerlijke Administratie. Een en Zeventigste Jaargang. No. 3647. Vrijdag 9 Mei 1919. No. 3648 Vrijdag 16 Mei 1919. Tot dusver is verzuimd in deze rubriek melding te maken van een artikel, door mr. L. G N. Bouricius in bovengenoemd tijdschrift geplaatst, handelend over de gevolgen van de invoering der Archiefwet 1918 voor de regeling der moderne gemeente-archiefstukken en over de positie van den gemeente-archivaris. Korrespondenzblatt des Gesamtvereins der deutschen Geschichts- und Altertumsvereine. Siebenundsechzigster Jahrgang 1919. Nr. 11 u. 12. November u. Dezember. Walter Friedensburo herdenkt in deze aflevering Eduard Jacobs, den bibliothecaris-archivaris te Wernigerode (f 27 October 1919). Na een korten diensttijd bij het onderwijs en bij het staatsarchief te Maagdenburg trad Jacobs op 1 Januari 1866 in dienst van den graaf van Stolbero- Wernigerode als archivaris en bibliothecaris. De oudere geschiedenis der bibliotheek heeft Jacobs verhaald in een artikel voor de „Zeitschrift des Harzvereins Vaste bibliothecarissen werden door de graven sedert 1742 221 aangesteld, doch het ambt vormde slechts een bijbetrekking. Jacobs was de eerste, wien het beheer der gedrukte en geschreven schatten van het huis Stolbero-Weknioerode als een volledig ambt werd opgedragen. De bibliotheek bevat thans meer dan 100000 deelen en is ondergebracht in de Oranjerie aan den voet van het slot. Daar is ook het archief gevestigd, dat door Jacobs tot nieuw leven werd gewekt. Toen hij zich te Wernigerode vestigde, was een halve eeuw verstreken sedert den goeden afloop van den vrijheidsoorlog in het Duitsche volk den wensch had opgewekt zijn eigen geschiedenis uit echte stukken te leeren kennen. Aanvankelijk was de aandacht voornamelijk gevestigd op de geschiedenis van de keizers en het Rijk, maar ten slotte kwam de opleving van de belangstelling in de historie toch ook de geschiedenis der afzonderlijke landen ten goede. Zoo kon ook Jacobs met goeden uitslag te Wernigerode den „Harzverein für Geschichte und Altertumskunde" stichten, die weldra een tijdschrift begon uit te geven. Ook hiervan was Jacobs de ziel en gedurende vijfenveertig jaren heeft hij niet minder dan driehonderd artikelen voor het tijdschrift geschreven. De eigenaardige gaven van dezen leerling van Ranke treden het duidelijkst aan den dag in de beide feestbundels van den „Harzverein" van 1893 en 1908, waarin hij de geschiedenis van het ontstaan zijner woonplaats Wernigerode bijna straat voor straat en huis voor huis heeft vastgelegd. Ook over den Broeken heeft Jacobs geschreven en van zijn talrijke overige geschriften moet nog genoemd worden „Rosengarten im deutschen Lied, Land und Brauch", alsmede zijn artikelen in de „Allgemeine Deutsche Biographie". Ook verscheen van zijn hand een uitgebreide levensbeschrij ving van Juliana van Stolberg, de moeder van Willem den Zwijger. Jacobs' werken op eigenlijk archiefgebied staan in een zeker verband met den „Harzverein". Uit het samenwerken van deze vereeniging met de andere geschiedkundige genootschappen der provincie ontstond de onder neming der uitgaaf van de „Geschichtsquellen der Provinz Sachsen", waartoe Jacobs de oorkondenboeken der kloosters te Ilsenburg en Drübeck en der stad Wernigerode heeft bijgedragen. Ook voor de geschiedenis der Reformatie heeft Jacobs zich verdienstelijk gemaakt. Deutsche Geschichtsblatter. Monatsschrift für Erforschung deutscher Vergangenheit auf landesgeschichtlicher Grundlage. 20. Band. 1. Vierteljahrsheft. Oktober/Dezember 1919. 2. Vierteljahrsheft. Januar/Marz 1920. Friedrich Andreas Perthes A.-G. Gotha. In de vorige aflevering van het Ned. Archievenblad, blz. 133, wordt melding gemaakt van M. Schottky, die van 1822 tot 1824 de archieven in Posen heeft bezocht en gedeeltelijk beschreven. Zijn leven en werken behandelt H. Knudsen uitvoerig in de „Geschichtsblatter". 220

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1920 | | pagina 40