206 hun optreden ten dezen eenig licht geeft, die over 1426, is in jaardagstijl gesteld. In 1428 daarentegen wordt weer vermeld,, dat zij is opgemaakt „na den loope tshoefs van Hollant", en tot 1435 bleef dit zoo. In 1436 echter werd weer de jaardagstijl gevolgd, gelijk uit de dateering van Hei ligendagen voldoende blijkt, temeer merkwaardig daar sedert 1411 niet alleen kwartiermeesters de administratie voerden, maar zij deze tot het jaar 1450, toen zij wederom alleen optraden, met de burgemeesters deelden. Bij het afhooren der rekeningen echter bezigde de stadsregeering, evenals voor zoover kan worden nagegaan, bij alle van haar uitgaande stukken^ in de 15e en 16e eeuw de „costume van onsen scriven", d w. z. den' Paaschstijl. Tot en met 1468 is echter in de rekeningen de jaardagstijl, die m de 16e eeuw nog stilus communis Middelburgensis wordt genoemd,' door de rendanten gebruikt, totdat zij in 1469 eensklaps, zooals uit den' inhoud der rekening voldoende blijkt, tot den Paaschstijl zijn teruggekeerd. Die over 1470 vermeldt met name, dat zij is opgemaakt „na beloop ende scriven shoofs van Hollant", en tot het eind toe hield men ditmaal hieraan vast. En al mag men met recht aannemen, dat de Paaschstijl te Middel burg na 1365 de officiëele was, eigenaardig is het toch op te merken hoe moeilijk het gebruik van dezen stijl zich buiten den engen kring der schepenen inburgerde. Niet alleen de klein-burgerlijke gildebestuurders, maar ook een deel der stadsregeerders konden tot dezen voor hun begrip kunst- matigen stijl slechts met moeite overgaan. Staat de stijl van Middelburg na 1365 voldoende vast, de daarvóór gebruikte blijft onzeker. Een opzettelijk onderzoek van de weinige charters, voor dat jaar door de Middelburgsche regeering uitgegeven, leverde mij geen nieuwe gezichtspunten op. Bekend is slechts, dat een charter van 1296 Zaterdag voor St. Oregoriusdag ontwijfelbaar, blijkens den inhoud, in Paaschstijl moet zijn gesteldhet is echter niet onmogelijk, dat dit stuk den invloed der grafelijke kanselarij heeft ondergaan. Even stellig weten wij ten aanzien van een charter van 1328 Zondags na St. Mathijsdag dat hierbij den jaardagstijl moet zijn gevolgd Hiertoe zou ik ook willen concludeeren voor een stuk van 1301 Dinsdag na Agnietendag, want op denzelfden dag gaf de abt van Middelburg een verklaring af o.a. betref- ende de in deze oorkonde vermelde begiftiging»); waar nu vaststaat dat na 1310 de abdij, in afwijking van den voor het bisdom Utrecht voorge schreven stijl, den jaardagstijl bezigde, is het wel aannemelijk dat de abt ook voor dien dezen stijl zal hebben gevolgd. De Middelburgsche stads regeering zou in genoemd jaar dus eveneens den jaardagstijl hebben gebezlgd- w! S. U. J) Oorkondenboek II no. 992. 2) Regesten Abdij no. 212 juncto 220. s) T. a. p. nos. 101 en 102. 207 Chronologica. Op de door mij in de vorige aflevering, blz. 116, medegedeelde chronologica ontving ik navolgende oplossingen en opmerkingen Anno currenti breviori XCV. Mr. Fruin verklaart „breviori" als „afgekort", dus hetzelfde als „mindere Zahl" (zie Grotefend i. v.) De verklaring lijkt mij wel de juiste. Men zou zoo zeggen, was de copiïst er op uit om de kortheid te betrachten, dan zou hij, toch van plan om cijfers te gebruiken, sneller MDCCCC0 of MII!IC° kunnen neerschrijven, dan de latijnsche formule, die alleen prac- tischen zin heeft, indien men het geheele jaartal voluit schrijft, zooals ook het geval is in de door Grotefend aangehaalde plaats. Waarschijnlijk was het van den man een offer aan de deftigheid. Frater Bon. Kruitwaoen schreef mij: „Een (van de puzzles) kon ik bevredigend verklaren, een anderen met 'n document toelichten en van een derden kon ik slechts eene verklaring beproeven". „Remigius mit siinsiden. Berust op een liturgische „vrijheid", die het Missale Trajectense zich veroorloofde. Men vierde op 1 October eigenlijk Remigius, maar op dien zelfden dag viel ook het feest van Germanus en Vedastus, en Bavo, en een zekeren Piato (Piatus), een der gezellen van Dionysius (9 Oct.). Men sprak daarom kortweg van Remigü et sociorum eius, ofschoon er van „socii" in liturgischen zin geen sprake was. In het Missale Trajectense (ed. Antwerpiae 1540), fol. 1 x b i luidt daarom het opschrift van de Mis van 1 October„Remigij et Sociorum eiu s", en de zgn. Oratio (Collecta) luidt: „Exaudi domine populum tuum, et sanctorum confessorum tuorum Remigii, Germani, Vedasti, Bavonis, Wasnulphi atque Piatonis solemnia celebrantem, temporalis vite tribue pace gaudere et eternum reperire subsidium". U ziet, dat er intusschen ook nog een zekere Wasnulphus is binnen gesmokkeld, en dat Piato gewoon ingedeeld wordt bij de „confessores", ofschoon hij in het Kalendarium van hetzelfde Missaal als martelaar wordt gequalificeerd. De Oratio (Collecta) hierboven gegeven, komt precies eender voor in alle 9 uitgaven van 't Missale Trajectense (zie over die uitgaven De Katholiek, dl. 143 [1913 I], blz. 468—9). Te oordeelen naar de Kalendaria van Keulen en Luik (bij Grotefend) vermoed ik, dat de missaals van die bisdommen ook wel zooiets zullen vertoonen. 1464 Vigilie van Maria-Boodschap op 23 Maart. U heeft zeer juist gezien. De liturgische regel voor het bisdom Utrecht (in andere bisdommen deed men het soms anders) luidt „S i (Annunciatio marie) in dominica palmarum vel post

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1920 | | pagina 33