192
krijgen. Voor het geval ook dit weder niet mocht worden aangenomen
en de kans op aanneming is er in den laatsten tijd helaas weder niet
grooter op geworden zal voor de beheersarchieven in de Ned. Hervormde
Kerk de toestand blijven zooals thans, en wel aldus, dat een verzorging
van het archief geheel van den goeden wil der plaatselijke kerkvoogden
afhankelijk is, of voor het geval het een gemeente betreft, die onder toezicht
geplaatst is, van het betrokken Provinciale College van Toezicht, welk
laatste in dezen intusschen ook niet veel zeggingskracht heeft, want in het
voor alle onder toezicht geplaatste gemeenten geldende Algemeen Reglement
op het beheer der kerkelijke goederen en fondsen van de Hervormde
gemeenten in Nederland en het toezicht daarop komt geen enkele bepaling
betreffende de kerkelijke archieven voor.
Om nu te komen tot ons eigenlijke onderwerp, hoewel uit den aard
van de zaak de kerkelijke archieven steeds ten zeerste de aandacht der
geschiedvorschers hebben getrokken, en er van oudsher heel wat uit is
afgedrukt men zie er slechts de achtereenvolgende jaargangen van het
Archief voor Kerkgeschiedenis op na zoo was er van een eigenlijke zorg
en door inventarisatie gemakkelijker toegankelijk maken van die archieven
weinig of geen sprake. Zondert men den nog geheel volgens het oude systeem
ingerichten, in 1879 verschenen Catalogus van het Archief der Synode van
ds. H. Q. Janssen, den bekenden Zeeuwsch-Vlaamschen geschiedvorscher (in
welken catalogus ook globale inhoudsopgaven zijn opgenomen van de archie
ven der Provinciale Kerkbesturen) uit, dan is het eigenlijk eerst in 1899, dat
in de Synode zelf een stem gehoord werd om zich in het algemeen met
alle de onder het bereik der Synode staande archieven gezamenlijk te gaan
bemoeien. Het was de in dat jaar in de Synode zitting hebbende kerke
lijke hoogleeraar dr. J. Reitsma, bekend door zijn uitgave in samenwerking
met dr. S. D. van Veen van de Acta der provinciale en particuliere synoden
in de verschillende provinciën, die in dezen het initiatief nam. Wel is waar
werd zijn voorstel om in beginsel te besluiten tot het overbrengen van de
archieven (n.l. het oud-archief) vooreerst der Provinciale Kerkbesturen, en
daarna ook der Classes naar de archiefkamer in het Synodale gebouw niet
aangenomen, en was een zelfde lot beschoren aan een voorstel van geheel
tegenovergestelde strekking van ds. P. Romijn om de kerkelijke besturen
er opmerkzaam op te maken, dat het uit een oogpunt van goede bewaring
wenschelijk is het oud-archief onder hunne berusting in bruikleen te geven,
onder de noodige waarborgen, aan het Rijksarchief in de provinciale
hoofdstad. Het een en ander had echter dit goede gevolg, dat er thans
voor het eerst van de Synode een circulaire uitging aan de Provinciale
Kerkbesturen om de kerkelijke autoriteiten op deze zaak opmerkzaam te
maken.
In hetzelfde jaar 1899 was in de officieele bijeenkomst van Rijksarchi-
193
varissen, op verzoek van den Minister van Binnenlandsche Zaken, het punt
van de kerkelijke archieven, en dus ook van verreweg het grootste en
belangrijkste onderdeel daarvan, de archieven der Ned. Hervormde Kerk, aan
de orde gesteld. De Synode ontving, evenals de andere kerkelijke besturen
in den lande, in 1900 een schrijven naar aanleiding van die vergadering
van den genoemden Minister, en deze omstandigheid, gevoegd bij de ont
vangst van een mede bij de Synode van dat jaar ingekomen ander schrijven
van denzelfden Minister naar aanleiding van een bij laatstgenoemde inge
komen klacht van den Rijksarchivaris in Zeeland over de schandelijke ver-
waarloozing van sommige kerkelijke archieven in Zuidbeveland (deze zaak
was weder aangebracht door de te Goes gevestigde Vereeniging tot het
opsporen en bewaren der oude kerkelijke archieven in Zuidbeveland) gaf
de Synode van 1900 aanleiding de zaak van de kerkelijke archieven nog
eens grondig onder de oogen te zien. Er werd een Commissie van advies
voor de kerkelijke archieven benoemd, waarin zitting namen, behalve de
heer J. de Kruyter, de ziel van de zooeven genoemde Zuidbevelandsche
vereeniging, de geschiedkundige ds., sedert dr., J. C. van Slee, en de
vooral op het gebied van het kerkrecht ervaren ds. F. P. J. Moquette.
Bij deze gelegenheid werd nu ook door de Synode voor het eerst van het
reglementeeren van het archiefwezen gesproken. De Commissie toch had
de Synode van het volgende jaar als derde punt van advies te dienen in
het volgende: „indien tot verbetering in den toestand (van de kerkelijke
archieven) een verandering van kerkelijke reglementen mocht gewenscht
zijn, welke veranderingen zijn aan te wijzen".
De Synode van 1901 had ten aanzien van het archiefwezen in hoofd
zaak hare aandacht te wijden aan het ingekomen rapport van genoemde
commissie, een waarlijk uitstekend en goed gedocumenteerd stuk werk,
waarmede wij nog thans voortdurend ons voordeel kunnen doen. Met
betrekking tot een verandering in de kerkelijke reglementen bepaalde
de commissie zich nog slechts tot enkele wenschen om sommige artikelen
van reeds bestaande reglementen te wijzigen. De Synode zelf ging in
dezen echter verder: zij nam, op voorstel van ds. P. Romijn, het besluit,
aan een Commissie uit haar midden op te dragen bij de Synode des vol
genden jaars, door tusschenkomst van de Algemeene Synodale Commissie
een Ontwerp-Regleinent in te dienen op de bewaring, de instandhouding
en het gebruik der kerkelijke archieven, en benoemde in die commissie
dr. Bronsveld, dr. Hulsebos en ds. Heerspink.
Zoo maakte dus in de Synode van 1902 het eerste Ontwerp-Reglement
op de kerkelijke archieven, dat men vindt afgedrukt in Nederlandsch
Archievenblad 1902/1903, blz. 122123, een punt van bespreking uit.
Het reglement was zeer centraliseerend, en had in hoofdzaak ten doel
de instelling van een nieuwe betrekking van kerkelijken synodalen archivaris