190 Vóór het Reglement op de kerkelijke archieven verklaarden zich 52 stemmen en 11 tegen, zoodat dit Reglement is aangenomen. Van de aangenomen wijzigingen en toevoegingen is door ons overeen komstig art. 1 der wet van 10 September 1853 (Staatsblad no. 102) kennis gegeven aan H. M. de Koningin, voor zooveel noodig ook ter goedkeuring, bij schrijven van 22 November 1918, N 833. Bij schrijven van 12 December 1918, 1ste Afdeeling C n° 551 ont vingen wij van den Minister van Justitie bericht van de ontvangst dezer kennisgeving onder mededeeling tevens, dat niet gebleken is, dat krachtens voorschreven wetsbepaling goedkeuring der Regeering op de medegedeelde nieuwe bepalingen wordt vereischt. De voormelde wijzigingen in de reglementen zijn daarna, als finaal aangenomen krachtens art. 62 en de slotbepaling van het Algemeen Reglement, bij circulaire van 15 December N°. 918 uitgevaardigd, om in werking te treden den 15den Januari 1919, waarvan aankondiging is geschied in het officieel orgaan van de Nederlandsche Hervormde Kerk van 4 Januari 1919 N°. 1. Deze circulaire is van den volgenden inhoud; N°- 918- 's Gravenhage, 15 December 1918. De Algemeene Synodale Commissie der Nederlandsche Hervormde Kerk, Gezien de besluiten van de Algemeene Synode van 2, 9, 10 en 14 Augustus 1918, waarbij zijn vastgesteld: Reglement op de kerkelijke archieven en de daarmede in verband staande wijzigingen in artt. 43, 51, 57, 70 van het Algemeen Reglement, art. 14, 13° van het Synodaal Reglement voor de kerkeraden, art. 19 van het Reglement op het hooger onderwijs in de godgeleerdheid, art. 17 van het Reglement voor de diaconiën der Nederlandsche Hervormde Kerk en van het Reglement op de kerkvisitatie; Overwegende, dat deze wijzigingen en invoegingen met de vereischte meerderheid van de stemmen der gezamelijke leden van de Provinciale Kerkbesturen en van de Commissie tot de zaken der Waalsche Kerken goedgekeurd zijn; Overwegende, dat ten aanzien van deze wijzigingen is voldaan aan het voorschrift der wet van 10 September 1853 (Staatsblad no. 102), blijkens het daarop betrekkelijk schrijven van den Minister van Justitie van 12 December 1918, 1ste Afdeeling C, no. 551, onder mededeeling tevens, dat niet gebleken is dat krachtens voorschreven wetsbepaling goedkeuring der Regeering op de medegedeelde nieuwe bepalingen wordt vereischt; Gelet op art. 62 en op de slotbepaling van het Algemeen Reglement voor de Hervormde Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden; Vaardigt de vermelde wijzigingen en toevoegingen uit, zooals zij met deze beschikking onder no. 918 F zijn afgedrukt, om ze in werking te doen treden den 15den Januari 1919, zullende hiervan openbare aankon- 191 diging geschieden in het wettig orgaan van de Nederlandsche Hervormde Kerk Besluit voorts, dat van deze reglementswijzigingen en van deze beschikking exemplaren ter kennisneming zullen gezonden worden aan de Provinciale Kerkbesturen en de Commissie tot de zaken der Waalsche Kerken, aan de Classicale Besturen, aan de Predikanten en de Kerkeraden, aan den Quaestor-Generaal van de Algemeene Synode, aan de Commissie tot de zaken der Protestantsche Kerken in Nederlandsch Oost- en West- Indië en aan de Ministers van Justitie en van Financiën. De Algemeene Synodale Commissie der Nederlandsche Hervormde Kerk, (w.g.) G. J. WEYLAND, President. L. W. BAKHUIZEN VAN DEN BRINK, Secretaris. II. Voordat ik nu overga om in het kort in herinnering te brengen het geen door de Synode sedert het jaar 1899 voor het archiefwezen, en in het bijzonder voor de reglementeering daarvan gedaan is, ga een algemeene opmerking vooraf, deze n.l., dat al hetgeen in dezen door de Synode verordend wordt, alleen bindende kracht kan hebben voor de bestuurs archieven, dat zijn dus de archieven der Provinciale Kerkbesturen, waarin meestal de belangrijke archieven der oude provinciale synoden zijn opge nomen, die der Classicale Besturen, die vooral van belang zijn doordat onder hen berusten de archieven der oude dassen, waarvan zij de recht verkrijgenden zijn, en die der kerkeraden en diaconieën, een enkele maal ook de archieven der kerkvoogdijen, wanneer n.l., zooals b.v. te Amsterdam en bij alle Waalsche gemeenten het geval is, het beheer van de kerkelijke goederen en fondsen bij een commissie uit den kerkeraad of bij den geheelen kerkeraad berust. Overigens heeft echter de Synode over de kerkvoogdij archieven, die ook door de stukken uit den katholieken tijd, die somtijds nog daarin berusten, vaak nog, vooral ook wat betreft den rechtstoestand der kerkelijke goederen, van meer belang dan de kerkeraadsarchieven zijn, niets te zeggen, althans niet, zoolang het nog altijd niet gelukt is door de Kerk een Reglement op het beheer aangenomen te krijgen. Reeds sedert 1851, het jaar van inwerkingtreding van het tegenwoordige Alge meen Reglement, dat in artikel 65, al. 2 een dergelijk Reglement op het beheer voorschrijft, zijn geregeld pogingen daartoe gedaan, en ook dezen zomer zal de Synode weder een Reglement op het beheer te behandelen Hier volgt weder onder no. 918 F het Reglement op de kerkelijke archieven, zooals dat hierachter als Bijlage is afgedrukt, met de wijzigingen in bestaande regle menten. Zie hiervóór blz. 188.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1920 | | pagina 25