172 kelijk na machtiging van het kerkelijk bestuur, tot welks verzameling het stuk behoort. Inzage van eigendomsbewijzen mag alleen worden gegeven aan hen, die krachtens kerkelijke reglementen tot toezicht op de archieven geroepen zijn. Art. 7. Archiefstukken mogen niet geraadpleegd worden dan onder toezicht en ter plaatse, waar zij bewaard worden, tenzij voldaan is aan de waar borgen, door de Algemeene Synodale Commissie geëischt. Art. 8. De kosten van het toezicht en die voor de bewaring en de instand houding, door de Algemeene Synodale Commissie krachtens dit Reglement gemaakt, worden gedragen door de Nederlandsche Hervormde Kerk. Jaarlijks stelt de Synode, op voorstel van de Algemeene Synodale Commissie, daarvoor een zeker bedrag beschikbaar. De kosten verbonden aan het raadplegen van de archieven komen ten laste van hem, die het onderzoek instelt. Art. 9. De bestuurders maken van hunne archieven inventarissen op en houden die bij, desgewenscht met de hulp van den kerkelijken archivaris. Van de inventarissen der archiefstukken van vóór 1816 zenden hun beheerders afschriften: de Kerkeraad aan het Classicaal Bestuur en de Algemeene Synodale Commissie, het Classicaal Bestuur aan het Provinciaal Kerkbestuur en de Algemeene Synodale Commissie, het Provinciaal Kerkbestuur aan de Algemeene Synodale Commissie. Deze laatste maakt daaruit een algemeenen inventaris op. Art. 10. Voorzoover archiefstukken niet reeds in behoorlijke kerkelijke archief bewaarplaatsen zijn samengebracht, worden, met toestemming van de beheerende besturen of personen, behoudens het in art. 4 al. 2 bepaalde: a. de archiefstukken van vóór 1650 saamgebracht in het archief der Synode te 's-Gravenhage en gesteld onder beheer der Algemeene Syno dale Commissie b. de archiefstukken van 1650—1816 saamgebracht in provinciale kerkelijke archieven, in de kerkelijke hoofdsteden der provinciën te vestigen, onder beheer der Provinciale Kerkbesturen. De archiefstukken van 1816 af blijven onder beheer van de kerkeraden, diaconiën en andere in art. 1 genoemde besturen en personen. 173 Art. 11. Overgangsbepaling. Zoolang geen bewaarplaatsen in de kerkelijke hoofdsteden der pro vinciën aanwezig zijn, is de Algemeene Synodale Commissie, onverminderd het in art. 4 al. 2 bepaalde, bevoegd, met toestemming der beheerende besturen of personen, archivalia van vóór 1816 te doen overbrengen naar de Rijksarchieven. In dit geval worden zij aldaar in bewaring of in bruikleen gegeven onder voorwaarden, die niet in strijd mogen zijn met de algemeene bepalingen van dit Reglement, onder waarborgen als de Algemeene Synodale Commissie doeltreffend zal achten en onverminderd het recht van de eigenaars op hun eigendom en het gebruik daarvan. Waar archivalia vóór de invoking van dit Reglement aan derden in bruikleen of in bewaring zijn gegeven, worden zij terstond teruggevorderd, tenzij de Algemeene Synodale Commissie tijdelijke ontheffing verleent. De Synode bepaalt, binnen welken tijd de inventarissen, bedoeld in art. 9, in orde moeten zijn gebracht. Art. 12. Dit Reglement kan worden aangehaald onder den naam „Reglement op de archieven." De volgende reglementswijzigingen zullen noodzakelijk zijn Al gemeen Reglement. Art. 43 (bij te voegen) 11°. de zorg voor het archief, naar de bepalingen van het Regle ment op de archieven. Art. 51 (bij te voegen) 9°. de zorg voor het archief, naar de bepalingen van het Reglement op de archieven. Art. 57 (bij te voegen): Verder benoemt zij den ketkelijken archivaris voor onbepaalden tijd. Art. 70 (bij te voegen): 9°. het toezicht op de kerkelijke archieven volgens het Reglement op de archieven. Synodaal Reglement voor de kerkeraden. Art. 14 (bij te voegen): 13°. de zorg voor het archief, naar de bepalingen van het Regle ment op de archieven.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1920 | | pagina 16