166 In alinea 2 wordt op voorstel van den heer Steenbeek gelezen In plaats van „zijn verplicht" enz.„verleenen aan de Algemeene Synodale Commissie bij de uitoefening van haar in dit Reglement omschreven taak eiken door haar gewenschten bijstand." De heer dr. Knappert acht het zóó noodig, dat een kerkelijk archivaris benoemd wordt, dat hij in art. 3 niet van bevoegdheid, maar van ver plichting wil hebben gesproken. De President licht de bedoeling van de gebruikte uitdrukking toe, in verband met hetgeen daarover verleden jaar is gesproken. De heer dr. Knappert stelt voor te lezen: „De Algemeene Synodale Commissie wordt bij de uitoefening van haar taak bijgestaan door een" enz. De heer Tammens vraagt of het wel uitvoerbaar is, al acht ieder het wenschelijk. De Secretaris legt nog eens nadruk op hetgeen ten vorigen jare omtrent deze zaak besproken is. Het amendement wordt met 19 tegen 2 stemmen verworpen. Art. 3 wordt zonder hoofdelijke stemming gewijzigd vastgesteld. Bij art. 4 bespreekt dr. Slotemaker de Bruine de vraag, of de Synode bevoegd is te zeggen, wat de kerkeraden met hunne archieven moeten doen. Het geldt eigenlijk de vraag, of de Kerk is een federatie van plaatselijke gemeenten of een eenheid, waarin elke gemeente slechts recht heeft, voorzooveel zij behoort tot die eenheid. Spr. is overtuigd, dat het laatstgenoemde in deze organisatie alleen juist is. De heer Zoete ziet niet in, dat daaruit voortvloeit, dat de Synodale Commissie het recht heeft in te grijpen. De heer Hannema acht bij verwaarloozing ingrijpen ten slotte nood zakelijk. Art. 4 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Art. 5 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Bij art. 6 verklaart de heer dr. Knappert, dat een dergelijke bepaling als in de 2e alinea staat, een al te ongunstigen indruk moet maken. Hij dient daarom het volgend amendement in Art. 6, al. 2 te lezen „Het gebruik der archieven staat voor ieder open, mits voldoende blijke, dat het den aanvrager om zuiver historisch onderzoek te doen is. Hij moet daartoe, bij de aanvrage, het onderwerp nauwkeurig omschrijven. Kerkelijke archieven, tijdelijk bij het Rijk in depót, zijn slechts toegankelijk na machtiging van het kerkelijk Bestuur, tot welks verzameling het stuk be hoort. De bedoeling is, dat de kerkelijke archieven voor ieder toe gankelijk zijn, mits de onderzoeker een wetenschappelijk doel heeft. De deur wordt dan wel niet gesloten voor menschen, die met booze bedoe lingen een onderzoek willen instellen, maar de vrees daarvoor behoeft toch niet groot te zijn. En Spr. wil het wagen met de volledige vrijheid. 167 De heer mr. Huber acht ook de laatste alinea van art. 6 niet ge- wenscht. Er kunnen gevallen zijn, dat origineele eigendomsbewijzen moeten worden overgelegd. De heer dr. Slotemaker de Bruine meent, dat men hier niet alleen staat voor de vraag wat is in het belang der Kerk, maar ook wat is in het belang van den naam der Kerk. De bedoeling van het woord „benadeeling" in al. 2, onder 1 is waarschijnlijk materiaal nadeel, en dit wordt voldoende voorkomen door de laatste alinea van het artikel. Hét amendement van prof. Knappert heeft vóór boven het artikel, dat het positief is gesteld en niet negatief. Behalve een kleine wijziging kan de Secretaris zich met het amendement vereenigen. De President wijst er op, dat het raadplegen van archieven kosten kan medebrengen, en deze moeten komen ten laste van den onderzoeker. Dit zal nader onder het oog worden gezien. Het amendement van dr. Knappert wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heer mr. Huber dient het volgende amendement in Al. 3, art. 6 „Inzage van eigendomsbewijzen en gewaarmerkte afschriften daarvan mogen slechts worden gegeven aan en door hen, die krachtens kerkelijke regle menten tot toezicht op de archieven geroepen zijn." Hij is van oordeel, dat het artikel, zooals het nu luidt, er toe zou leiden, dat bewaarders van eigendomsbewijzen zouden weigeren inzage of afschriften van origineele stukken te geven, wanneer dit in een procedure zou worden geëischt. De Secretaris antwoordt, dat de kerkelijke reglementen nimmer iets mogen bevatten, dat in strijd is met de wetten van den Staat. Daarom moet ook aan de Koningin kennis gegeven worden van elke door de Kerk vastgestelde reglementswijziging, opdat aan het Ministerie van Justitie blijke, dat er geen bepalingen in strijd met de wetten van den Staat worden gemaakt. Bij de uitvaardiging van de kerkelijke reglementen of regle mentswijzigingen wordt dan ook uitdrukkelijk de verklaring van den Minister van Justitie vermeld. Zoo is het ook hier duidelijk, dat de Kerk omtrent hare archieven geene andere bepalingen maakt dan die binnen haar eigen rechtsbevoegdheid liggen. De eigendomsbewijzen zijn van andere archiefstukken afgezonderd, omdat het gevaarlijk is van deze aan ieder, die zich aanmeldt, inzage te geven. Maar indien door een proces door de rechterlijke macht overlegging wordt geëischt op grond van de wet, dan spreekt het vanzelf, dat geen kerkelijk reglement dit mag ver bieden. Het artikel en het geheele Reglement bedoelen geen andere rege ling dan die tot de kerkelijke bevoegdheid binnen haar eigen kn'ng behoort. De spatieefing is van mij (L.).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1920 | | pagina 13