132
weer der geleerden, op het congres aanwezig, over den voorgenomen
afzonderlijken vrede tusschen den koning van Frankrijk en den hertog van
Bourgondiëhet vierde tenslotte beschrijft het tot stand komen van den
vrede van Atrecht De noten verwijzen naar talrijke gedrukte en onge
drukte archivalia en als aanhangsel zijn afgedrukt: I. het Engelsche
protokol, Fransche tekst (Bibliothèque Nationale, Nouv. acq. fr. 6215);
II. het Engelsche protokol, Latijnsche tekst (British Museum, Harley ms.
4763); III. een memorie van de kardinalen Albergati en Lusignan,
bestemd om den hertog van Bourgondië tot vrede geneigd te maken en
de nietigheid te betoogen van diens eeden aan Hendrik V van Engeland
en Bedford, om niet zonder medewerking van de Engelschen vrede met
Frankrijk te sluiten (Bibl. Nat. ms. latin 9868); IV. de uiteenzetting
van de gronden, welke pleiten voor een afzonderlijken vrede met Karel VII,
opgesteld door den Bourgondischen kanselier Rqlin (Cöte d'Or, Arch. Dép.
Dijon, B 11 901). Onder de bijlagen bevinden zich mededeelingen over
de gezanten uit Holland en Zeeland, getrokken uit de grafelijke rekeningen
in het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage en de stadsrekeningen van
Haarlem.
Het zeer dramatische verloop der onderhandelingen is door den
schrijver duidelijk en boeiend uiteengezetvooral de figuur van den
kardinaal Nicolaus Albergati, bisschop van Bologna, een der gezanten
van den Paus en het concilie van Bazel, treedt glanzend naar voren.
Op blz. 81 staat: Houguerfort, lees: Honguerfort; Lindelbosde, lees:
Lindewoode; Radelif, lees: Radclif; de laatste verschrijving komt ook op
blz. 82 voor; blz. 125, Craconiensis, lees: Cracoviensis.
Korrespondenzblatt des Gesamtvereins der deutschen
Geschichts- und Altertumsvereine. Siebenundsechzigster Jahrgang
1919, Nr. 9 u. 10, September u. Oktober.
Wanneer Posen van den Pruisischen staat wordt afgescheiden, gaat
mede voor Duitschland het staatsarchief verloren, dat op den Slotberg in
de stad Posen bewaard wordt. Dr. A. Warscfiauer, die tijdens den
voorspoed der Duitsche wapenen belast was met het onderzoek der
Poolsche archieven ten behoeve van de Pruisische geschiedenis, vindt in
dit dreigend verlies aanleiding, om een blik te slaan op de ontwikkelings
geschiedenis van het archief .te Posen. De wensch om aldaar een archief
te stichten ontstond reeds kort na de reorganisatie der provincie na het
Weener Congres. Het rondschrijven van den staatskanselier vorst Har-
denberg d.d. 22 Juni 1820 aan alle Opperpresidenten, waarin inlichtingen
over den toestand en het beheer der provinciale archieven werden gevraagd,
ging ook naar den president Zerboni di Sposetti te Posen. Deze kon
in 1821 antwoorden, dat een groot aantal kloosterarchieven over de heele
133
provincie verspreid was en dat eenige daarvan reeds in het regeerings-
gebouw te Bromberg bijeengebracht waren. Verder vestigde hij de aan
dacht op de akten uit vroegere perioden, bewaard bij de regeeringen te
Bromberg en Posen, alsmede op de belangrijke serie gerechtsregisters, die
in dezelfde plaatsen aanwezig waren. Van de archieven, die niet in staats
bezit waren, noemde hij de stadsarchieven van Posen en Buk en stelde
voor, het rijke Posensche archief door een bijzonderen commissaris te doen
ordenen en inventariseeren. Ten slotte werd M. Schottky belast met het
bezoeken en beschrijven van alle archieven in de provincie. Schottky had
de aandacht op zich gevestigd door zijn mededeelingen over een studiereis
door Oostenrijk en Zuid-Duitschland, voornamelijk ondernomen ten behoeve
van de geschiedenis der Duitsche Orde. De resultaten van die reis waren
zeer geprezen o.a. door Heinrich Heine in zijn artikel „Ueber Polen".
Een vetslag van 322 folio-bladzijden, waarin hij vijf kloosterarchieven en
bibliotheken in het district Bromberg beschreef, was de voornaamste vrucht
van zijn nieuwe werkzaamheid. Reeds in 1824 verliet hij Posen weder.
In de volgende jaren kwam de stichting van een staatsarchief in Posen
herhaaldelijk ter sprake; doch eerst van 16 November 1867 dateert het
schrijven van Bismarck aan het Staatsministerie over de oprichting van dat
archief. Op 24 Juni van het volgende jaar werd het plan door alle
ministers eenstemmig aanvaard. K. J. Schuchard werd als archivaris aan
gesteld, doch hij is reeds in 1875 vervangen. Ook zijn opvolgers dienden
niet lang in Posen, totdat in 1886 Prümers benoemd werd, die tot 1919
aan het hoofd der instelling heeft gestaan. Slechts één ambtenaar van
Poolsche nationaliteit heeft het archief geteld, nl. Von Lekszycki, die van
de oprichting af tot zijn dood toe in 1899 daaraan werkzaam is gebleven.
De stukken bleven over verschillende lokalen verdeeld, totdat in 1881 het
Oude Slot vrijkwam en bestemd werd tot algeineene bewaarplaats. Behalve
de hierboven reeds genoemde oude archieven zijn er talrijke charters in
opgenomen, alsmede bijna 120 stadsarchieven, waarvan er 109 blijvend
gedeponeerd zijn en de andere tijdelijk; voorts honderden gildearchieven,
talrijke kerkelijke archieven en vele oorkonden betreffende dorpen. In de
latere jaren heeft het archief ook geregeld de moderne administratie ontlast.
Bij de ordening is in hoofdzaak het herkomstbeginsel gevolgd, maar
(helaas!) zijn alle „Spezialakten" bijeengevoegd tot groote collecties van
stukken aangaande steden, dorpen en kloosters.
Bijna precies 50 jaren heeft het archief onder Pruisisch beheer gestaan.
In November 1918 kwam de eerste inmenging van Poolsche zijde. Den
15en van die maand benoemde de Arbeiders- en soldatenraad te Posen,
voornamelijk uit Polen bestaande, een bewaarder, blijkbaar om te verhin
deren, dat men stukken naar Duitschland zou voeren. Alle uitleeningen
werden verboden, maar overigens ging de dienst ongestoord verder. Tegen