122 bezighoudt, wanneer zij niet rijkseigendom zijn, of als volksinrichtingen door haar worden gesubsidieerd? En weet ten slotte de heer Lakeman niet, dat er musea zijn? Hoe komt de schrijver toch aan het leelijke woord: Praktijk-systeem? Ja, ieder kind moet zijn naam hebben, maar deze brengt mij een Duitsch ge dichtje in de herinnering. De dichter laat zijn tantes de revue passeeren en vermeldt bij één, dat zij Eulalia heet en dus ongetrouwd is. Moge het den vervaardiger anders gaan, en moge er van zijn heusch goede denkbeelden veel komen in de universeele registratuur, die naar ik hoop eindelijk in ons land zal komen. L. G. N. BOURICIUS. Resolutiën der Staten-Generaal van 1576 tot 1609, bewerkt door Dr. N. Japikse. Ill, IV (Rijks Geschiedkundige Publicatiën 41, 43). 's-Gravenhage. Martinus Nijhoff. 1918, 1919. Sedert mijne bespreking, in den 20sten jaargang van dit tijdschrift, van het tweede deel der Resolutiën, heeft Dr. Japikse wederom twee deelen van deze serie bezorgd. Zijn systeem is natuurlijk hetzelfde gebleven, zoodat de lof van de verdeeling der stof over verschillende hoofdstukken in be ginsel kan worden herhaald. Bijzonderheden zouden aanleiding kunnen geven tot kritiek; men vindt trouwens in de Addenda et corrigenda door den bewerker een aantal resolutiën opgegeven, die hij achterna gezien in een ander hoofdstuk had willen onderbrengen, en tot dergelijke conclusies of althans tot het stellen van de vraag of de verdeeling voor verbetering vatbaar is, zal een gebruiker van het werk wel eens meer komen. Dat de resolutiën, die de verhouding tot Anjou documenteeren, eerst onder Bui- tenlandsche betrekkingen, dan onder Centrale regeering, ten slotte weder onder Buitenlandsche betrekkingen te vinden zijn, ligt in den aard der zaak. Inderdaad handelen deze deelen in hoofdzaak over den tijd van Anjou, 15801584, en blijven zij van nog meer belang voor Zuid-Nederland dan voor het Noorden. Doch men ziet ook het begin van de ontwikkeling, die in een volgend tijdvak is voortgezet: in Augustus 1583 is eene instructie gemaakt voor den prins van Oranje en den Raad van State, welke ten grondslag gediend heeft voor die, welke in 1584 gegeven is aan den Raad nevens zijne Excellentie, uit vertegenwoordigers van Holland, Zeeland en Utrecht, een Raad, die volgens Dr. Japikse ontstaan is, hoewel alleen de Hollandsche leden zitting genomen hebben en dan komt na den dood Om de Zeeuwen te dwingen, zond Holland de twee gedeputeerden, die Zeeland in Holland had krachtens de Unie van 1576, heen, en de Zeeuwen deden hetzelfde met de Hollandsche leden in hun Raad. De oude Unieregeering was dus geëindigd, terwijl door den dood van den Prins de nieuwe niet tot stand kwam- Zeeland was van toen af een zelfstandig gewest. Toen het in het najaar van 1584 in de bezending naar Frankrijk afzonderlijk genoemd werd, wilde Westfriesland niet minder wezen. Dit kwartier eischte in het voorjaar van 1585, dat achter de woorden „Staten van Hollant" zou worden gevoegd „ende Westvrieslant". (Notulen Gecomm. Raden Noorderkwartier, 2 Maart 1585.) 123 van den Prins een Raad van State met graaf Maurits aan het hoofd, naast welke de afzonderlijke Landraad beoosten Maze alleen heeft te liquideeren. In een volgend deel zullen de resolutiën dus een overwegend Noord- Nederlandsch karakter moeten dragen. Bepalen wij ons nu tot het tijdvak van Anjou. Dat de resolutiën ons verder brengen tot de kennis der arcana van dit tijdvak, geloof ik niethet was trouwens niet te verwachten. Prof. P. L. Muller, die zooveel in de geschiedenis van Anjou gewerkt heeft, is er niet in geslaagd den ondoor- dringbaren sluier, die er over de betrekkingen tusschen den hertog en den prins van Oranje gedurende gewichtige dagen gehangen heeft, op te heffen hij geloofde niet, dat dit ooit gelukken zou Wel heeft hij opgemerkt, dat de „Zwijger" zich steeds onthouden heeft van loftuitingen op den man, die algemeen wist te bekoren 2). Dat resolutiën van vergaderingen onthullingen kunnen brengen, is onwaarschijnlijk, en terwijl Prof. Muller het terrein zoover afgezocht had, heeft Dr. Japikse ook uit de documenten, die hij behalve de resolutiën mededeelt, ons omtrent het allergeheimste niet wijzer kunnen maken. Om het allergeheimste heeft eene nog steeds geheime sfeer gelegen, waarin zich destijds een grooter aantal personen bewogen, die niet enkel met mondelinge besprekingen genoegen konden nemen. Ook in deze sfeer voert de publicatie van Dr. Japikse ons niet. Het heet, dat Holland en Zeeland van Anjou niet hebben willen weten, maar onder Oranje willen blijven. Anjou heeft eene belofte, of beloften, gegeven, maar zelfs Prof. Muller heeft op dit gebied niet alle onzekerheid kunnen opheffen. Het tractaat met Anjou bevat een voorbehoud ten opzichte van de twee ge westen, maar de belofte schijnt ook op Utrecht te slaan. Evenwijdig met de maatregelen, die ten doel hebben Anjou te maken tot souverein over de Nederlanden, gaan die, welke de verheffing van Oranje tot de hoogste macht in Holland en Zeeland beoogen. Kluit, die in deze materie een schrijver van gezag is, onderscheidt de opdracht van de feitelijke hoogste macht en die van de grafelijkheid, wat theoretisch juist is, maar op ver schillende tijdstippen geene praktische beteekenis heeft. De actie in Holland kan wellicht zijdelings de historie van Anjou belichten, en daar de Hol landers de Zeeuwen mee wilden hebben, kan het archief der Staten van Zeeland eenig licht geven. Wat ik gevonden heb, is belangrijk genoeg om bekend gemaakt te wordenmen gebruike het bij hetgeen andere schrijvers hebben geboden, en dulde dat hier de grenzen eener gewone boekbespre king worden overschreden. Zooals reeds elders opgemerkt is, worden Holland en Zeeland niet i) Bijdr. Vad. Oesch. 3e R. VIII blz. 411, 429. T.a.p. bl. 413. VII bl. 433.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1920 | | pagina 18