118 Zoo zien wij dan ook dikwijls, dat een archiefbehandeling, die uit sluitend op niet-kostbare, snelle hulp aan de administratie gericht is, de dossiervorming, waarvan de rangschikkers der 17e en 18e eeuwsche ar chieven de groote bezwaren ondervinden, weder te voorschijn roept en weder dikwijls tegenover het indicateur-stelsel laat zetten, dat juist met het oog op het wegraken der stukken werd gewaardeerd. Gelukkig komt men van een en ander terug; ook in dit systeem zien wij den indicateur weder terug, zij het dan ook voor een beperkt gebruik. De heer Lakeman zegt het op blz. 18 met zooveel woorden: na ontvangst en na voorzien te zijn van een stempel-afdruk worden zij „ingeschreven op het Dagboek of den Indicateur, hetgeen ter verzekering van het te loor gaan der stukken moet worden gehouden"; de spatieëering is van den schrijver. Het hervormen dezer praktijk-menschen brengt echter nog andere bezwaren met zich. In de eerste plaats bepalen zij zich al te zeer tot hun eigen archief of hoogstens tot die hunner ambtgenooten, en het daaruit ontstane gevaar is grooter dan men wel denkt. Zij zien niet de groote voordeden van het herkomstbeginsel in en laten de archieven van den Burgemeester, van Burgemeester en Wethouders en van den Gemeenteraad door elkaar loopenzij bemerken deze fout niet omdat deze drie besturen één secretarie hebben en de eene bestuurder spoedheidshalve de plaats van den andere kan innemen. In deze fout valt de heer Lakeman wel: hij bespreekt wel het geval, dat elke afdeeling zijn eigen registratuur heeft, doch niet dat de Raad een eigen registratuur bezit, wat best mogelijk is. Een derde fout is gelegen in het feit, dat tegelijk met het doordringen van het moderne dossierstelsel de klappering een groote verbetering on derging, zoodat bijna ongemerkt opberging en klappering te gelijk behandeld werden en men het groote onderscheid dezer twee uit het oog verloor. Ik kan het verschil niet beter laten voelen dan door de lezers van dit artikel in een groote, nieuwerwetsche bibliotheek te leiden. Alle boeken worden daar door den opberger niet naar den inhoud, doch naar grootte (lengte) en breedte gerangschikt, en dan zóó gezet, dat zij zoo weinig mogelijk plaats innemende afstand der planken is slechts iets grooter dan de grootte der boekendie plaats van berging wordt in het stamboek vermeld. De verschillende kaartotheken, zooals het bij den heer Lakeman heel mooi heet, de verschillende klappers zooals een gewoon mensch ze zou noemen, verwijzen nu allen naar de plank en de plaats op de plank, die voor niemand van belang is, dan voor den wegzettende, resp. voor den dag halenden beambte, en voor dezen zijn alle andere klappers zonder eenige waardeslechts het stamboeknummer zal hij zoo nu en dan behoeven om in twijfelachtige gevallen de plaats te kunnen vinden. Deze twee ge- 119 tallen zijn dus voor den lageren bibliotheekambtenaar van het grootste gewicht. Maar is het anders met een archiefstuk? Is voor den lageren archiefambtenaar de plaatsbepaling niet hoofdzaak? En komen wij zoo niet tot de grootste fout van het opbergen naar datum van inkomst resp. uit gang? Voor de geschiedenis van een eenigszins belangrijke zaak zijn een groot aantal stukken noodig, die niet, zooals bij boeken, zóó in de kast kunnen worden gezet en er zóó uitgehaald, doch waarvoor een veel tijd- roovender en zorgvuldiger behandeling vereischt wordt. Een aantal porte feuilles een voor een uit de kast halen en er weer inzetten, in elk ervan gedeeltelijk blaadje voor blaadje zorgvuldig oplichten tot het gezochte ge vonden wordt, de voorgaande papieren omslaan, het bewuste stuk er uit nemen, een verwijzingspapiertje er voor in de plaats leggen, de papieren weer keurig netjes op elkaar leggen, de portefeuille weer sluiten enz. Vóór deze bezigheden dienen de noodige klappers opgezocht te worden, en alles geschiedt met de zekerheid dat bij een volgende gelegen heid precies dezelfde stukken bij elkaar moeten worden gebracht, daar zij „bij elkaar behooren". Zeer zeker, de oplossing met berging in dossiers lag in den aard der zaak; het was maar de vraag, hoe nu te doen, hoe de dossiers te rang schikken. Men kan ze chronologisch ordenen, zooals mij nog altijd het geschiktste voorkomt voor de massa, die toch slechts zeer weinig geraad pleegd wordtmen kan ze ook op onderwerpen volgens een vast systeem opbergen. De heer Lakeman doet dit laatste en geeft eenigszins als proef in zijn index de uitwerking van zijn systeem. Aan de bespreking daarvan ben ik echter nog niet toevooreerst kan ik zijn „praktijksysteem" niet loslaten. Hij heeft zijn „kaartotheek" met de hoofdkaarten, waarop de stukken van het dossier in chronologischen vorm voorkomen en die volgens dezelfde regeling als de stukken zelf worden opgeborgen; hij heeft er een, waarin alle dossiers in alphabetische volgorde voorkomen, en hij heeft afzonderlijke kaartklappers op enkele soorten dossiers. Het is de vraag, of dit laatste wenschelijk is en of het niet beter is, een klapper van alle personen, waarmede de gemeente in een of ander opzicht te doen heeft gehad, te vervaardigen en een topo grafische, die voor elke straat en elk huis alle wetenswaardigheden vermeldt, die de stad in zijn administratie van noode heeft, zooals bouwvergunning, aanleg van waterleiding, voorgekomen branden enz., die dikwijs een niet te versmaden aanwijzing kunnen geven. Ik geef toe, dat gebruik van ruitertjes enz. het bezit van kaartklappers op afzonderlijke gedeelten daar naast gewenscht doen zijn. Bij het lezen van het boekje viel mij de overal wederkeerende op wekking op, toch zoo nauwkeurig mogelijk te zijn, telkens controle te houden, te maken dat de dossiers niet uit elkaar worden genomen en zoo

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1920 | | pagina 16