116
Het is dus een chirograaf, maar blijkbaar niet wegens dezen uiter
dijken vorm van contract heet de verklaring een „assertor". Deze term is
mij van elders niet bekend.
3. Chronologica. In de oorkonden van het bovengemelde
klooster komen enkele chronologische puzzles (voor mij althans) voor,
die ik hier laat volgen.
„Ghescreven int jeer van LX up sinte Remigiusdey mit siin sjden".
Het stuk is van 1 October 1460 zonder twijfel. Maar toch! „Side" is
medgezel en wie is nu die St. Remigius? Een martelaar Remigius is mij
niet anders bekend, dan uit de vermelding, bij Grotefend, Zeitrechn. II2 161,
van een Remïoius martyr, op 12 October te Konstanz vereerd, doch in de
Acta Sanctorum, waarheen Grotefend verwijst en waarvan ik alleen de
uitgave van Brussel (1856) kon raadplegen, vond ik den naam niet op dien
datum. Die heilige zal in Smallingerland ook wel niet bekend zijn geweest.
De prelaat van Reims, die bedoeld zal zijn, is, 96 jaar oud, geen geweld-
dadigen dood gestorven, zoo min als zijn naamgenoot, de aartsbisschop
van Lyon. Waarschijnlijk heeft de schrijver, naar zijn hand te oordeelen
geen geleerde, bij zijn arbeid zijne gedachten laten afdwalen naar Bonifacius
en zijn gezellen, of misschien is hij van de origineele meening geweest,
dat Remigius wel niet met minder behoorde toe te komen dan de Apostel
der Friezen.
„Int iaer Ons Heren MCCCC ende vier en sestich op Ons Vrouwen-
avent in der Vasten, des Vrydaeghes nae Judica". Dit is dus op 23 Maart.
In 1464 viel de vigilia van Maria Boodschap echter op den Zaterdag na
Judica. Paaschstijl is hier uitgesloten, daar in 1465 het feest der Verkon
diging was op Maandag vóór Judica. Zelfs een leek weet, of het Vrijdag
is, ook in de Vastendat de dateering dus van het stuk, hetwelk, naar
alle waarschijnlijkheid, zal zijn opgesteld door een der conventualen van
Aalsum of door den bezegelaar, heer Jelle toe Oudehove, pastoor te
Leeuwarden, wat den Vrijdag betreft, juist zal zijn, lijdt geen twijfel, en
onzekerheid of de viering van Maria Boodschap morgen dan wel over
morgen ophanden is, is bij zoo iemand moeilijk te veronderstellen. Het
is een voorbeeld nu, hoe men het samentreffen van groote kerkelijke feesten
op denzelfden dag vermeed en in dit geval Maria Boodschap liet plaats
hebben op 24 Maart, Zaterdag na Judica, daar het den 25en Palmzondag
was. Dat men wel een vigilia, indien zij vallen zou op een Zondag, een
dag vervroegde, vermeldt reeds Grotefend (Zeitrechn. I i.v.). Thans is
zulk eene verplaatsing nog in zwang: in dit jaar (1919) is de viering van
Allerzielen, die op een gansch niet bijzonderen Zondag viel, uitgesteld tot
den Maandag.
117
„Int iaer Ons Heren 1467 op sunte Benignus dach, vigilia Onser
Liever Vrouwen Assumpcionis".
De heilige Benignus, martelaar, wiens translatie naar Utrecht aldaar
op 28 Juni werd herdacht (zie Grotefend, Zeitrechn. 1 i.v. en Acta Sanc
torum i.d.) zal onder de vele heiligen van dien naam de eenige zijn, die
hier in aanmerking kan komen Doch hoe de vierdag van deze of ook van
een der anderen, kan vallen op 14 Augustus, is mij duister.
„Anno currenti breviori XCV Toernsdeys in dae Paeska wycka".
Is de term in den aanhef eene mededeeling van den schrijver, dat het
jaar nog pas aan den gang is, en eene aanduiding derhalve, dat hij den
Paaschstijl pleegt te volgen?
S. A. WALLER ZEPER.
Boekbespreking.
J. Lakeman. Het praktijksysteem der Nederlandsche registratuur ten
dienste der gemeente-administratie. Amsterdam 1919.
(Dezelfde.) Index op het praktijksysteem (schema op een index).
Amsterdam 1919.
Ongeveer te gelijkertijd, dat dit boekwerk met zijn Index mij ter
recensie werd toevertrouwd, kwam het Archievenblad uit, waarin het rap
port onzer registratuur-commissie is opgenomen. Deze coïncidentie maakt
aan den eenen kant de zaak voor mij gemakkelijker: ik heb daardoor den
maatstaf, die over het algemeen genomen in het vervolg dienst zal doen
aan den anderen kant zijn de moeilijkheden om eerlijk te oordeelen
grooter geworden. Het is toch tegenover den schrijver van een stelsel
niet billijk, wanneer men hem berecht met behulp van een toetssteen,
waarvan hem het gebruik onmogelijk was en in verband waarmede hij zijn
werk niet heeft kunnen wijzigen.
Ik meen dus niets anders te kunnen doen dan het werkje met mijn
eigen denkbeelden, die ik reeds vroeger in dit blad ten beste heb gegeven,
te vergelijken en slechts zoo nu en dan den door onze commissie ge-
publiceerden toetssteen aan te leggen.
Ter zake dan. Altijd en altijd wanneer ik zulk een archief-stelsel
onder de oogen krijg, valt het mij op, hoe het een verbeterde, een geheel
veranderde praktische oplossing betreft. Men tracht bijna altijd in de
praktijk opgekomen zelf gevoelde bezwaren te ondervangenmen let daarbij
niet op die, door anderen opgeworpen, en men gaat vooral niet na hoe
het bestaande geworden is. Want ook dat is het gevolg van vroeger ge
voelde bezwaren.