56 16. Voor het administratief archief moet de voorkeur worden gegeven aan dossiers van losse papieren, bevestigd door zgn. Schnellhefter. Zoodra een definitieve bevestiging der stukken wenschelijk blijkt, zal men tot inbinden kunnen overgaan. 17. tot een registratuur behooren: 1. de index. Dat is het registratuurplan, aangevend de klassificatie der verschillende onderwerpen. 2. een chronologisch gehouden indicateur. Deze bevat: o.. naam van den inzender. b. datum en nummer van het stuk. c. dossier, waarin het stuk is opgenomen. d. (desgewenscht) datum der afdoening. Doel van den indicateur is, om wanneer van een brief niet anders bekend zijn dan de onder a-c vermelde gegevens, het dossier te vinden, waarin het stuk is ondergebracht. 3. het repertoire der dossiers. Dit is bestemd om al de geopende dossiers te inventariseeren. 4. in elk dossier een rotulus. Hierop wordt de inhoud van het dossier vermeld. 5. alphabetische klappers. ,18' ?P de vervaardl'g'ng der klappers moet voortdurend toezicht worden geoefend door den algeineenen registrator. Deze paragraaf bedoelt, evenals 2 en 3, de uniformiteit van werkwijze te waarborgen. 19. Aanbrengen van dossiernummer en rotulusnummer op elk stuk zal het herstellen van een uit elkaar gevallen dossier mogelijk maken. 20. Het is wenschelijk, dat de centrale commissie tot vaststelling van een bibliografisch systeem daaraan toevoegt een stel van modellen en een lijst van termen. 57 Nog eens de rede van de voorzitter op de jaarver gadering van 1918. De jaarvergadering van 1918 werd twee uur vroeger gehouden dan in de oproepingsbrief stond. Aan het bericht van de verandering had ik niet genoeg aandacht geschonken, waardoor het kwam, dat ik bij de rede van de voorzitter afwezig was. Dit speet mij, omdat ik anders graag van de gelegenheid gebruik zou hebben gemaakt, om iets te zeggen in ver band met twee zaken, door hem ter sprake gebracht. De verzorging van de gemeentearchieven. Men herinnert zich, wat er over deze zaak te doen is geweest. Het ontwerp van de archiefwet schreef voor, dat Burgemeester en Wethouders voor de gemeentearchieven moesten zorg dragen en dat bij voortdurende nalatigheid de Koningin, na Gedeputeerde staten gehoord te hebben, zou kunnen bepalen, dat een aan te wijzen deel van de archieven tot nadere beschikking naar een rijksarchief-bewaarplaats zou worden overgebracht. Dit ontwerp kwam in bespreking op de bijeenkomst van de rijksarchi varissen van 1912. Ik stelde daar voor, de zaak om te draaien en de archieven naar de rijksbewaarplaatsen over te brengenbehalve in de gemeenten, die waarborgen voor een goede verzorging boden en daarom ook de rechterlike en notarieele archieven hadden behouden. De rijks archivaris van Groningen voerde naar aanleiding daarvan het woord Neemt men in aanmerking, dat jhr. mr. Feith destijds voorzitter van de Vereeniging van archivarissen was (welke vereniging sedert de oprich ting in 1891 had gestreefd naar de regeling van het archiefwezen bij de wet) en bij al hetgeen er sedert 20 jaar daarvoor was gedaan nauw betrokken was geweest, dan zal men toestemmen, dat ik hetgeen hij als eerste spreker; wiens woorden door niemand bestreden werden, zei, van meer betekenis mocht achten dan als ze uit de mond van een willekeurige andere spreker waren gekomen. Ik heb terstond begrepen, dat hetgeen hij zei, de mening weergaf van het bestuur van de archivarissenvereniging, en van de meeste aanwezigen. Er behoort ook niet veel scherpzinnigheid „De heer Feith is het in beginsel volkomen met den heer Van Meurs eens, maar acht het onpraktisch deze wijziging in de wet aan te brengen. Dit ontwerp heeft reeds alle stadia doorloopen. Daarbij is herhaaldelijk ook deze quaestie ter sprake gekomen, maar telkens heeft men uit de praktische overweging, dat een diergelijk voorschrift veel oppositie zou opwekken, het niet in de wet durven opne men. Thans nu het ontwerp bijna gereed is om ingediend te wordeu, is het oogen- blik om er eene zoo ingrijpende regeling in op te nemen, zeker niet goed gekozen. Men stelle de wet er niet aan bloot om op grond dezer regeling verworpen te worden." 1) Verslagen omtrent 's Rijks oude archieven, 1912,563.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1919 | | pagina 33