48 Artikel 8. De ontvangen gelden worden door hem bij den gemeenteontvanger gestort en aan Burgemeester en Wethouders verantwoord. Artikel 9. Hij is, met inachtneming van het voorbehoud bedoeld in de artikelen 6 en 7, bevoegd ook buiten bureautijd afschriften te vervaardigen en na sporingen te doen ten behoeve van particulieren tegen betaling van het zelfde tarief, dat voor dezelfde werkzaamheden in den bureautijd door den Gemeenteraad is vastgesteld. Artikel 10. Het is hem verboden eenig stuk, behoorende tot eene der in de archiefbewaarplaats opgenomen archieven en verzamelingen, te vernietigen, te vervreemden of te verruilen of eenigen aankoop te doen zonder mach tiging van Burgemeester en Wethouders. Artikel 11 Tenzij hij door een ander archiefambtenaar wordt vervangen, is hij gedurende den tijd, waarop het archief voor het publiek geopend is, in het gebouw of de localiteit, waarin het archief gevestigd is, werkzaam. Artikel 12. Hij zorgt, voor zooveel hem aangaat, voor de richtige uitvoering van de Archiefwet 1918, no. 378, de algemeene maatregelen, die er het uit vloeisel van zijn, en de reglementen, die door het gemeentebestuur op het archief zijn gemaakt. Artikel 13. Hij zendt jaarlijks vóór 1 April aan Burgemeester en Wethouders een verslag over het afgeloopen jaar betreffende: a. het onder hem werkzame personeel b. den toestand van het gebouw of de localiteit, waarin het archief gevestigd is; c. den toestand der reddings- en brandbluschmiddelen d den materieelen toestand der archieven en verzamelingen e. den voortgang der inventarisatie; f. de uitgave van in de archiefbewaarplaats berustende bescheiden g. de aanwinsten en de verliezen; 49 h. het gebruik van de archieven en verzamelingen gemaakt door, en het verstrekken van inlichtingen aan autoriteiten en particulieren In hetzelfde verslag brengt hij de maatregelen, die z. i. in het belang van de onder zijn beheer geplaatste archieven en verzamelingen en andere archieven in de gemeente te nemen zijn, ter sprake. Bovenstaande modellen zijn door de Vereeniging van archivarissen in Nederland aan den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen verzonden met het volgende begeleidend schrijven: Excellentie, Het bestuur der Vereeniging van Archivarissen in Nederland heeft de eer hierbij aan te bieden een model-gemeentelijke archiefverordening met bijbehoorende instructie voor den gemeente-archivaris, welke in de laat stelijk gehouden algemeene vergadering dezer Vereeniging is vastgesteld. De Vereeniging is tot het ontwerpen van zulk eene model-verordening geleid door de overweging, dat, nu de Archiefwet 1918 (Stbl. no. 378) in werking is getreden, veel zal afhangen van de wijze, waarop verschillende bepalingen dier wet door de gemeentebesturen zullen worden nageleefd en toegepast. Het kwam de Vereeniging daarom wenschelijk voor, dat aan de gemeenten daarvoor een leidraad in den vorm eener model-archiefver ordening in handen werd gegeven, en de Vereeniging, die indertijd het initiatief nam tot het ontwerpen eener archiefwet, meende gerechtigd te zijn ook ditmaal zulk eene verordening te ontwerpen en aan Uwe Excel lentie aan te bieden met verzoek die verordening en de instructie voor den gemeentearchivivaris, die er aan is toegevoegd, zoo zij Hare goed keuring verwerven kunnen, ter kennis van de gemeentebesturen te brengen. Voor het geval, dat Uwe Excellentie daartoe mocht willen besluiten, veroorlooft het bestuur zich op te merken, dat het wellicht wenschelijk zou zijn in het schrijven, waarin die stukken aan de gemeentebesturen worden toegezonden, in het bijzonder de aandacht op twee punten te vestigen. Het eene betreft art. 10 der instructie, waarin bepaald wordt, dat de archivaris niet bevoegd is eenigen aankoop te doen zonder machtiging van Burgemeester en Wethouders. Gelijk Uwe Excellentie bekend is, komt een diergelijke bepaling ook in de instructie der Rijksarchivarissen voor, maar ontvangen die in normale omstandigheden jaarlijks eene alge meene machtiging tot het doen van aankoopen binnen de grenzen van het verleende crediet. Wellicht ware het gewenscht de gemeentebesturen op die praktijk te wijzen. Dan is er nog een tweede quaestie. Het komt herhaaldelijk voor, dat de gemeentebesturen en gemeentelijke instellingen de ordening van hun archief opdragen aan personen, die ten eenenmale ondeskundig zijn, en die dan ook volgens het bepaalde in het Koninklijk besluit van 2 September

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1919 | | pagina 29