24
Artikel 3.
De overbrenging der in artikel 1 genoemde archieven geschiedt op
de wijze en op het tijdstip, tusschen den griffier bij den Hoogen Raad
der Nederlanden, bij het gerechtshof, bij de arrondissements-rechtbank of
bij het kantongerecht of Burgemeester en Wethouders der gemeente
eener- en den Rijksarchivaris van de Rijksarchiefbewaarplaats, waarheen
de archieven worden overgebracht, anderzijds, in gemeen overleg te
bepalen, met dien verstande, dat de overbrenging moet plaats vinden binnen
tien jaren na het in werking treden van dit besluit. Indien geen voldoende
ruimte beschikbaar is, zal door de zorgen van Onzen Minister van Onder
wijs, Kunsten en Wetenschappen hierin zoo spoedig mogelijk worden
voorzien. In dat geval zal zoo noodig de termijn door Ons met ten
hoogste twee jaren worden verlengd.
Indien het overleg tusschen den griffier of het gemeentebestuur en
den Rijksarchivaris niet tot eenstemmigheid leidt, beslist de Algemeene
Rijksarchivaris.
Artikel 4.
Van de in artikel 1 genoemde archieven, die naar eene Rijksarchief
bewaarplaats worden overgebracht, wordt door den Rijksarchivaris van
die bewaarplaats een inventaris in duplo opgemaakt, die van eene ver
klaring aangaande die overbrenging wordt voorzien. Beide exemplaren
worden door den griffier of.het gemeentebestuur, dat de archieven heeft
afgegeven, en den Rijksarchivaris onderteekend. Een exemplaar wordt op
de griffie of in het gemeentearchief, het andere in de Rijksarchiefbewaar
plaats bewaard.
Artikel 5.
Indien stukken, welke van vóór en na 1 October 1838 (voor de
provincie Limburg 1 januari 1842) dagteekenen, in één deel zijn inge-
schreven of gebonden, worden zij niet overgebracht.
Artikel 6.
De kosten van overbrenging uit de griffies en gemeentearchieven
naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen worden uit de ten behoeve van die
Rijksarchiefbewaarplaatsen op de Staatsbegrooting uitgetrokken gelden
geleden.
Artikel 7.
Onze Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is gemach
tigd aan de Rijksarchivarissen op te dragen aan gemeenten, die een eio-en
archivaris en doelmatige archieflokalen hebben, van de overeenkomstig
artikel 1 naar de Rijksbewaarplaatsen overgebrachte rechterlijke archieven
25
de zoodanige, welke afkomstig zijn van rechtbanken van eersten aanleg en
vredegerechten, die hunne standplaats in die gemeente hebben gehad, tot
wederopzeggens in bewaring te geven, onder voorwaarde dat het betrok
ken gemeentebestuur zich verbinde
a. de genoemde archieven zoo spoedig mogelijk, en in elk geval
binnen den tijd van vijf jaren, te doen inventariseeren naar een door
Onzen voornoemden Minister goed te keuren plan
b. in een reglement voor de gemeentelijke archiefbewaarplaats en
eene instructie voor den gemeentearchivaris op die archieven toepasselijk
te verklaren de voor de Rijksarchiefbewaarplaatsen geldende of nader vast
te stellen bepalingen omtrent de toegankelijkheid en het gebruik van
archieven
c. te allen tijde aan Onzen voornoemden Minister, den Algemeenen
Rijksarchivaris en de Rijksarchivarissen in de provinciën desverlangd eenige
stukken uit de genoemde archieven tijdelijk af te staan of kosteloos de ten
behoeve van het Rijk verlangde afschriften te verstrekken
d. aan den Algemeenen Rijksarchivaris en aan den Rijksarchivaris in
de provincie, waartoe de gemeente behoort, steeds toegang tot de bewaar
plaats van die archieven te doen verleenen
e. terstond mededeeling te doen aan Onzen voornoemden Minister
van iedere vaststelling, wijziging of intrekking van een reglement voor de
gemeentelijke archiefbewaarplaats of van eene instructie voor den gemeente
archivaris en van iedere benoeming, schorsing, ontslag of overlijden van
een ambtenaar, behoorende tot het personeel van de gemeentelijke archief
bewaarplaats.
Onze Ministers van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en van
Justitie zijn, ieder voor zooveel hem betreft, belast met de uitvoering van
dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan
afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State en aan de Alge
meene Rekenkamer.
Het Loo, den 28sten Augustus 1919.
WILHELMINA.
De Minister van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen,
J. Th. de Visser.
De Minister van Justitie,
Heemskerk.
Uitgegeven den tweeden October 1919.
De Minister van Justitie,
Heemskerk.