16 Maar Gelders eer is hem altijd dierbaar geweest; voor zijn gewest heeft hij gewerkt levenslang. Zeldzaam lang is Schevichaven onze ambtgenoot geweest; wij zien den merkwaardigen man nog voor ons, die tot op vèrgevorderden leeftijd, volhardend en geestdriftig, zijn ambtswerk heeft verricht met toewijding en met jeugdig vuur. Bijzonder geschakeerd is zijn loopbaan geweest, en in elke levensphase heeft hij zich belangstellende vrienden veroverd. Hartelijke woorden zijn dan ook bij zijn dood neer geschreven, en onze vereeniging schaart zich volgaarne in de rij van hen, die den verdienstelijken werker een hartelijken groet en eene waardeerende hulde naroepen. Nog moet ik eenige jubilé's herdenken. Niet minder dan eene kwart eeuw zijn Flament en Doppler broederlijk verbonden geweest aan het rijksarchief in Limburg, waaraan zij ijverig en met veel vrucht zijn werkzaam geweest. Iets meer moet ik zeggen van het derde jubilé; want het geldt mij zeiven, en ik heb daarbij ook een anderen plicht te vervullen, dien der dankbaarheid. Indertijd heb ik begeerd, niet bejubeld te worden zelfs heb ik getracht aan deze vieringen te ontkomen. Maar de vriend schap mijner ambtgenooten is sterker en ook behendiger geweest dan ik zelf; en door dikwijls herhaalde blijken hunner vriendschap hebben zij mij zelfs daadwerkelijk overtuigd, dat zulke herinneringsdagen toch ook hunne zeer aangename zijde hebben. Want altijd weer iets nieuws hebben zij gevonden, om mij aangenaam te zijn, telkens iets nog aangenamers, iets nog beters uitgedacht. Want het nummer van het Archievenblad, dat zóó vol was van vriendelijke en waardeerende woorden, zal mij on vergetelijk blijven, als een treffend besluit van mijn loopbaan. Want thans ben ik, gij weet het, ten einde, ten einde voor goed; het zal de laatste maal zijn, dat ik U verslag uitbreng van de lotgevallen onzer vereeniging. Meer dan een kwart eeuw heb ik, bijna onafgebroken, aan haar hoofd gestaan; van harte heb ik mij verheugd in haar succes. Nog staat zij overeind, bloeiend en krachtig; nog verwacht ik veel van haar. Moge zij dan met eere bekend blijven onder onze ambtgenooten, in binnen- en in buitenlandS. MULLER Fz. Koninklijk besluit van 20 Juni 1919 Staatsblad no. 389), tot regeling van de overbrenging naar de Rijksarchief bewaarplaatsen van de kerkelijke doop-, trouw- en begraafboeken enz., dagteekenende van vóór de in voering van den burgerlijken stand, die thans in de gemeentelijke archiefbewaarplaatsen berusten. Wij WILHELM1NA, bij de gratie Gods Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. 17 Op de gemeenschappelijke voordracht van Onzen Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken, en van Onzen Minister van Justitie van 21 Januari 1918, no. 213, afdeeling Kunsten en Wetenschappen, en van 21 Februari 1918, 1ste afdeeling C, no. 505; Overwegende, dat het wenschelijk is, de kerkelijke doop-, trouw- en begraafboeken en de schepentrouwboeken, dagteekenende van vóór de invoering van den burgerlijken stand, welke thans in de gemeentelijke archiefbewaarplaatsen berusten, naar de Algemeene Rijksarchiefbewaarplaats te 's-Gravenhage en naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen in de provinciën over te brengen; Gelet op de Archiefwet 1918 Staatsblad no. 378); Den Raad van State gehoord (advies van 26 Maart 1918, no. 61); Gelet op het nader gemeenschappelijk rapport van Onzen Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van 30 Mei 1919, no. 2161, afdeeling Kunsten en Wetenschappen, en van Onzen Minister van Justitie van 18 Juni 1919, 1ste afd. C, no. 711; Hebben goedgevonden en verstaan: te bepalen als volgt Artikel 1. De kerkelijke doop-, trouw- en begraafboeken, de schepen-trouwboeken en de tot die boeken behoorende bijlagen, welke thans in de gemeentelijke archiefbewaarplaatsen berusten, zullen worden overgebracht naar de Rijks archiefbewaarplaats, gevestigd in de hoofdplaats der provincie, waarin de gemeente, in wier archiefbewaarplaats de kerkelijke en andere bovenbedoelde boeken en papieren berusten, gelegen is. In geval van de ten overstaan van schepenen gesloten huwelijken geen afzonderlijk register voorhanden is, maar daarvan aanteekening is gehouden in de registers van ondertrouw, zullen de laatstgenoemde registers naar de Rijksarchiefbewaarplaats in het eerste lid van dit artikel bedoeld, worden overgebracht. Artikel 2. De in artikel 1 genoemde boeken en papieren worden gesteld onder den Rijksarchivaris, die belast is met het beheer van de Rijksarchief bewaarplaats, waarheen die boeken en papieren zullen zijn overgebracht.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1919 | | pagina 13