14 maar als eene definitieve vakvereeniging. Wij hebben nu rekening te houden met dit feit en onze houding daartegenover te bepalen. Zeker is thans iets veranderd. Ik had gemeend, de zaak te kunnen redden door plaats te maken voor een gemeente-archivaris, liefst voor een der jongeren. Nu de vereeniging reeds opgericht is, schijnt het mij wel nog altijd wenschelijk, om plaats te maken voor eene jongere kracht, maar niet meer bepaaldelijk voor een gemeente-archivaris. De heeren hebben zichzelven geholpen; thans schijnt het zaak, den bekwaam- sten en geschiktsten te kiezen, hetzij hij rijks-archivaris is of gemeente archivaris. Er is nog iets, waartoe het doortastende optreden' onzer broeders ons dringt. Nu zij zich vereenigd hebben tot eene afzonderlijke vakvereeniging, om hunne bedreigde rechten gezamenlijk te verdedigen, dienen ook de ambtenaren aan de rijksarchieven hetzelfde te doen; zij zijn toch wel georganiseerd, zelfs zéér goed georganiseerd, maar tevens gesnoerd in een ambtelijk verband. Een voorstel tot het oprichten van zulk eene afzonder lijke vakvereeniging van rijks-archiefambtenaren is dan ook reeds bij het bestuur ter sprake gekomen. Onze vereeniging dreigt dus uiteen te vallen in twee kleine, t e kleine verbonden. Dit moet voorkomen worden; tusschen de twee kleine lichamen moet een verbond gesloten worden. Daartoe dient onze vereeniging geheel gereorganiseerd te worden. Ik zou dus willen voorstellen, om heden nog geen besluit te nemen in deze ernstige zaak, die nog niet voldoende voorbereid is. Want wel zijn de gemeente-archivarissen ons voorgekomen door, ook hier zonder voorafgaand overleg, reeds officieus een reorgani satieplan bij mij in te zenden; maar dit plan mag ons, al is het mij persoonlijk sympathiek, niet bindenhet kan geen grondslag zijn voor eene bestuurskeuze. Daarom zou ik wenschen, dat het zittende bestuur nog een paar maanden door U gecontinueerd werdomdat het van den nieuwen vorm onzer vereeniging zal afhangen, hoe het nieuwe bestuur wezen zal. Intusschen kan eene door U te benoemen commissie een ontwerp opstellen van de nieuwe organisatie onzer vereeniging, waarbij rekening gehouden zal moeten worden met de aanwezigheid in haren boezem van één, den kelijk van twee kleinere verbanden. Het ontwerp zal de verhouding der drie lichamen moeten regelen, zoo mogelijk met behoud van de eenheid van het geheel, die naast de zelfstandigheid der deelen zeer gewenscht is; ik meen, dat dit ook mogelijk zal zijn. Straks zal ik U de gelegenheid bieden, om over de zaak uw gevoelen te uiten. Eendracht maakt macht, zeide ik. En die eendracht wordt zéér be vorderd door eene hartelijke verhouding onder de leden. Ik gevoel dit sterk; daarom heeft het mij bijzonder gehinderd, dat het de beide laatste jaren niet gelukt is, om een voldoend aantal leden bijeen te krijgen, om 15 den gewonen gemeenschappelijken maaltijd te houden. Ik betreur dit ten zeerste; ik vind het feit zelfs ernstig. Wij moeten trachten, niet alleen vakgenooten, maar ook vrienden te zijnalleen zoo kunnen wij met vrucht samenwerken. Met aandrang spreek ik dan ook de hoop" uit, dat dit ver drietige feit, éénig in de annalen onzer vereeniging, weldra weder tot het verledene moge behooren. Het kan toch niet anders dan ongunstig werken op het bezoeken der vergaderingen, zoo het jaarlijksche diner, de kroon der bijeenkomsten, ontbreekt. Laat ons dus hopen, dat de tijdelijke staking behoort tot de naweeën van den oorlog en met den vrede verdwijnen zal. Ten slotte vermeld ik nog de personalia van onzen kleinen kring. Ons medelid Gimberg, dien wij sedert lang kennen, wenschen wij gaarne geluk met de eindelijke verovering van den titel, die hem toekwam. Ook Mr. Schuylenburo is ons allerminst vreemdvan harte verheug ik mij, in hem mijnen opvolger als gemeente-archivaris te mogen verwelkomen. Te veel hield hij zich tot nog toe op den achtergrond; ik acht het een geluk, dat hij thans, zooals hij verdient, meer op den voorgrond gaat treden. Voor het laatst bewaar ik den collega, die de schitterendste promotie gemaakt heeft, Dr. Van Gelder, die voortaan den staf zal zwaaien over alle verzamelingen der gemeente 's-Gravenhage. Een succes, dat wij den sympathieken man gaarne gunnen, ook omdat wij weten, dat het nieuwe ambt, dat hij zelf geschapen heeft, bij hem in uitnemende handen is. Toch vervult zijne bevordering ons niet met onvermengde vreugdede museum carrière is voor ons dikwijls eene gevaarlijke concurrente gebleken, en ik vrees wel eens, dat wij dezen gewaardeerden collega gaandeweg zullen gaan verliezen, zoo niet in naam, dan toch metterdaad. Enkele nieuwe leden zagen wij tot ons toetreden. Onzen Amersfoort- schen collega, Dr. Reynders, heet ik gaarne welkomreeds te lang hebben wij hem in ons midden gemist. Ook mej. Breesnee wil ik verwelkomen in hare betrekking bij het Noord-Brabantsche archief, dat mij nog na aan het hart ligten dat ik gaarne in goede handen zie. En den heer Sigal wil ik toewenschen, dat hem, na het behartigen van de secretarie- en distributie-beslommeringen waarmede hij belast schijnt te zullen worden, nog tijd en lust moge overblijven, om zich te wijden aan zijne hoofd werkzaamheid, die wel het moeielijkste isde ordening van het Vlaardingsche archief. Drie leden van onzen kleinen kring betreuren wijHoogendijk, Sloet en Schevichaven. Hoogendijk is slechts kort ons medelid geweest; per soonlijk hebben wij hem niet gekend. Maar Sloet heb ik wel gekend; ik herinner mij hem, vriend van De Stuers, zelfs reeds als student. Aan de meesten onzer buiten Gelderland was hij vreemdmaar binnen Gelder lands grenzen is hij levenslang thuis en bekend geweest. Niet fortuinlijk is hij geweest: tegenspoed en oneenigheid hebben zijn leven verbitterd.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1919 | | pagina 12