58
bestaat een gedrukte inventaris, destijds door Mr. Van der Chijs samen
gesteld, en nu reeds 20 jaar oud. Of deze gids thans nog erg veel
practisv_h nut heeft, zouden belangstellenden zelf kunnen nagaan, daar
exemplaren van dit werk wel in Nederlandsche archieven zullen berusten.
Van een 5 a 6000 deelen notarisprotocollen bestaat zelfs geen be
hoorlijk register met naam en jaartal van de notarissen. Een bijdrage,
om deze belangrijke bron voor geschiedenis uit alle plaatsen van het
Indië der Ed. Compagnie er eenigszins bekend te maken, is reeds in zee,
en zal, hopen we, opgenomen worden in de Navorscher. Wat betreft
de zoo nuttige uitgaven in druk van archivalia, begonnen door Mr. Van
der Chijs, hooren we niets meer. Van de uitgebreide kaartenverzame
ling kent de Landsarchivaris en zijn eenige klerk alleen het bestaan. De
doop- en trouwboeken verkeeren in een deplorabelen staat (hiervoor zie
men de artikelen verschenen in 't Geneal. Heraldisch Tijdschrift de Ne
derlandsche Leeuw, Jaargang 1917).
Het is mij niet bekend, of de instructie van den Landsarchivaris ook
in het algemeen toezicht op de oud-archiefdepots van verschillende colleges
noemt. Het is echter wellicht niet ondienstig, even te herinneren aan de
meer dan verregaande verwaarloozing van het oud archief der Bataviasche
weeskamer. In het „pakhuis" dezer instelling (immers officieel heet het
oud-archief-depot er „goedang", en dit beteekent in heel Indië pakhuis) is
het oud-archief van meerdere wees- en boedelkamers onder Compagnies-
en Gouvernements-bestuur opgeborgen. Sinds een tweetal jaren kan door
de niet genoeg te waardeeren steun van Mr. Cowan, destijds president
der Bataviasche weeskamer, Ds. Snel, emeritus W. I. predikant, zijne
goede zorgen en toewijding hieraan besteden en, zooveel als de werk
krachten van een ijverig ambtenaar toelaten, een begin van orde brengen
in dien chaos. De heer Snel heeft het eerste jaar moeten besteden om
het „groote vuil" in die goedang op te ruimen. Ik mocht eens aanschou
wen, dat men een mierennest er uit wegruimde, dat twee kruiwagens
aarde^ bevatte, terwijl een ander maal ik belangrijke geschriften uit de
17e eeuw met den bodem van de kist mee in snippers uiteen zag vallen,
welig doorwroet door muizen en allerlei insecten. Hebben ooit belang
stellenden gehoord van de keurige verzameling testamenten-in-afschrift in
bezit van de Bataviasche weeskamer, een collectie, die bij uitzondering
behoorlijk is opgeborgen in mooie ouderwetsche kasten, staande in de
raadkamer van genoemd college? Deze verzameling is bijna volledig, van
de periode Jan Pz. Coen tot Daendels toe. Al die schatten blijven voor
de geschiedenis van personen en plaatsen uit Perzië en Malabar tot de
Papoe en Australië verborgen.
Na beëindiging mijner studie te Weltevreden in de Molukken geplaatst
zijnde, heb ik al spoedig navraag gedaan naar het oud-archief in beheer
59
bij den Landraad te Amboina. Dank zij de vriendelijke medewerking van
den Landraadvoorzitter, kreeg ik inzage van het restant oud-archief. Wat
hier nog gelaten was, na de overbrenging van het grootste deel naar
s Lands archief, destijds door Mr. Van der Chijs bewerkt, was een 30-tal
bundels (dateerend 1690-1810) wederom flink door witte mieren door
vreten. Dit archief is destijds door een majoor van het O. I. leger, toen
deze militair commandant was te Ambon, geheel doorgewerkt en behoorlijk
opgeborgen. Thans waren de insecten weer bezig het laatste restje te
vernietigen. Gelukkig was de Landraadvoorzitter zoo welwillend, in een
behoorlijke opberging te voorzien.
Op de gewestelijke (residentie-) archieven is de toestand al niet veel
gunstiger. Ik zou belangstellenden in Indië voor willen stellen, eens
n bezoek te brengen aan het oud-archiefdepot der residentie Batavia,
welk depot te vinden is onder de dakbalken van het stadhuis te Oud-
Batavia. En op andere gewestelijke bureaux zal het wel niet veel beter zijn.
Moge de verfrisschende wind, die thans over heel de Indische admini
stratie waait, ook eens over dit speciale onderdeel heenstrijken
Amboina, Juni 1918.
Ch. F. A. BERETTA,
Gezaghebber b\h. B. B.
Kleinere bijdragen.
De taak van den archivaris. „Mochten toch veel archi
varissen als hij inzien, dat hun heil niet alleen in het maken van inven
tarissen en het beschrijven van duizend en één archiefstukken en -stukjes
bestaat, maar ook, zoo niet in de allereerste plaats, in het vruchtbaar
maken van hun arbeid aan de kennis van ons verleden. Mr. Bijlsma heeft
opnieuw hij is niet de eerste bewezen, dat dit mogelijk is". Aldus
Dr. N. Japikse in de Nieuwe Courant van 27 Juli 1918, in zijne
bespreking van „Rotterdam's Welvaren", door onzen genoemden ambtgenoot
in het licht gegeven. Hetzelfde of iets dergelijks heeft ieder onzer wel
eens met min of meer nadruk hooren verkondigen, soms door personen,
aan wier oordeel niet te veel waarde moet worden gehecht, doch ook,
gelijk in dit geval, door anderen, wier uitspraken men niet zonder meer
mag verwaarloozen. Het schijnt toch wel, dat het publiek van een archi
varis iets anders, of althans nog iets anders verwacht dan het maken van
inventarissen en beschrijvingen. Heeft het publiek geheel ongelijk?
De vraag, die Thorbecke eens aan Bakhuizen van den Brink stelde
tot welk groot doel leidt uwe werkzaamheid? eene vraag, die den
aanstaanden Algemeenen rijksarchivaris de armen beschaamd en moedeloos
over elkander deed slaan moet ieder archivaris, neen ieder mensch,