56 Van de door mijn ambtgenoot Huizinoa in de D r i e m a a n d e 1 ij k s c h e Bladen XIV, bl. 43, terecht als voortreffelijk geroemde registers op mr. Joosting's Dreutsche Inventarissen heb ook ik meermalen dankbaar gebruik gemaakt, evenals van zijn Drentsche inventarissen en regestenlijsten. Ik hoop dat even voortreffelijke inventarissen, regestenlijsten en registers der archieven uit de provincie Groningen verschijnen van zijn hand, zoodra hij in zijn nieuwe omgeving zich dusdanig zal hebben ingewerkt, dat de tijd om ontdekkingen „aan het licht te brengen" voor hem is aangebroken. En mijn tweede wensch is, dat tot vreugde van velen, die belang stellen in histoiie en recht van Stad en Lande, de inventarissen der z.g. Ommelander archieven en der kloosterarchieven, die, ben ik wel ingelicht, door wijlen mr. Bos aangevangen en door dr. Meylink voltooid zijn, dezer dagen aan de drukpers zullen worden toevertrouwd. Wat twee zoo voor treffelijke ambtenaren als voltooid beschouwen, zal, menschelijker wijze gesproken, volmaakt ook geacht mogen worden. Met deze publicatie zal tevens een daad van piëteit worden verricht jegens de nagedachtenis van mr. Bos, die zich voor de Groninger archieven zoo buitengewoon verdienstelijk heeft gemaakt. A. S. DE BLÉCOURT. Een kijkje in Indische archieven. Bij het doorlezen van de „Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven" en de verschillende besprekingen in het Archievenblad neergeschreven, worden we telkens weer herinnerd aan het vele goede, in Nederland ver richt om het nut der archieven zoo groot mogelijk te doen zijn. Als men bijv. leest de zinsnede op bldz. 56, afl. no. 2 A°. 1917 van genoemd tijdschrift );Van de gedachte, dat van al deze werkzaamheden een der voornaamste doeleinden is, de vergemakkelijking van het gebruik der archieven door het publiek voor bestudeering met practisch oogmerk of tot wetenschappelijk onderzoek, blijkt men aan het Algemeen rijksarchief ook geheel doordrongen te zijn" dan lijkt het geheele Indische archief wezen toch niet meer dan een parodie van hetgeen 't behoorde te zijn. Bij vergelijking met hetgeen er in Nederland zooal geschiedt op dit gebied, merkt men, dat in Indië bijna alles ontbreekt. Velen maken zich er van af, door te zeggen: voor archieven en historisch onderzoek is in Indië geen belangstellingmaar zouden we deze thesis niet kunnen om- keeren, zeggende als er mogelijkheid bestond voor een ieder om na te vorschen, wat hem belang inboezemde, zou dan niet van de belangstel ling blijken? We moeten vooreerst niet vergeten, dat we in de Oost eigenlijk geen 57 archivarissen hebben. De ambtenaar, die thans officieel heet „Landsarchi- varis verdient allen lof, die hem als samensteller van geschiedkundige publicaties is toegekend, doch zijn vruchtbare werkzaamheid op historisch gebied is verkregen door geringschatting van zijn archivarisfunctie. Men kan toch niet verwachten, dat des archivaris' eenige klerk voor 60 gulden per maand de archiefwerkzaamheden verricht, waarvoor den Landsarchi- varis 800.— p. m. is toegekend. Het is wellicht den geachten lezeressen en lezers van dit tijdschrift niet bekend, welke, op z'n zachtst gezegd eigenaardige, toestanden heerschen op het gebied van archiefbeheer in Ned. Indië. Deze toestanden vielen mij des te meer op, daar ik in de verschillende archieven in Nederland gezien had, hoe keurig deze ingericht waren, er alle mogelijke medewerking ondervond en telkens bemerkte, dat alles er op ingericht is om het publiek zooveel mogelijk ter hulpe te zijn. Na mijn vertrek uit Nederland twee jaar voor studie te Weltevreden verblijvende, had ik ampel gelegenheid het Landsarchief te bezoeken. Toen ik door vriendelijke bemiddeling van wijlen den heer Pleyte, destijds onzen docent m de Indische geschiedenis, een introductie verkreeg bij den Landsarchi- varis, deelde Z. E. mij mede, dat ik vooral niet moest verwachten archief toestanden te vinden, zooals men die in Nederland gewoon was; hij raadde mij zelfs er liever geheel van af te zien, daar mijn bevindingen aldaar waarschijnlijk teleurstellingen zouden zijn. Ter opheldering diene, dat het Landsarchief ressorteert onder de Algemeene Secretarie te Buitenzorg; feitelijk echter is de Landsarchivaris er alleenheerscher. Deze ambtenaar, die geheel opgaat in zijne historische publicaties, weert zooveel mogelijk bezoekers uit zijn domeinzijn er stout- moedigen, die zijn verlangen naar algeheele rust verstoren, dan is er steeds gelegenheid hun het werk zoo onaangenaam te maken, dat de lust tot verder nasporen geheel vergaat. Gedurende de twee jaren, dat ik het Landsarchief bijna wekelijks bezocht in 1916 17, kon ik niet anders ter inzage krijgen dan de per sonalia Registers der Ed. Compagnie, eenige doopboeken cn een tweetal notarisprotocollen, en deze laatste eerst na herhaaldelijk er om gebedeld te hebben. Wat de bezoekers betreft, gedurende die twee jaar was ik ongeveer de eenigewe spreken nu niet van den ambtenaar belast met krijgsgeschied kundige studiën, die deels te Bandoeng, deels op 't Landsarchief gegevens verzamelt, en een gewezen hoofdambtenaar B. B., welke beide heeren hiërarchisch te hoog staan om hun het werk met goeden uitslag te be moeilijken. De inventarisatie van het archief huist in het hoofd van den Lands archivaris, die hieruit zoo weinig mogelijk aan anderen meedeelt. Er

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1918 | | pagina 34