rs-Hd~ iisssft ï£r>3Sr-r"---~ SSSHïsss sïsïSS: iff»:*3SSlS55S£§ SM^iSSSsSS wïr'T?eid wordt geswd terens ™a£ Mi::„tt"a^e,,RiikThivarissch-Drmte -»««-.< dTrd": f devid van de repuw" d««Sr J33en z00vcd goedkooper is dan te Uirecht der Riiks^htTn t^ssen'T" "TTT" provinciale arckieven, dieT, S schiint m i W eerst van na 1795 dateeren. Deze indeeling archieven 'en^nief"^'^"1^ ee"zijdig °P het historisch belang der Utrecht waar zictTri Z°° J' v>" hrt Rüksarchief ta dan Hip n-. archieven der vijf kapittels bevinden, veel moeilijker rijker toen mr ÓLT T bel""s<*>f!P™ vrij wat belang- aanróteld dl '°en ™r' J003™0 archivaris werden aangesteld, dan thans, nu het archief bijna geheel gereild u i, g van de archieven in klassen ongewenscht. 4. De heer Muller bepleit de wenschelijkheid, dat de Rijksarchivaris "IT T h0°,dS,ad P,eeï' 'e bK'»" naiunrl'k een „arrw Inderdaad bestaal dat prC",",CI3'<\ e" gemeentelijke archieven medebrengt. Oroninten n S°mmige P™'"ol« eooals Utrecht en Oronmg™, maar het verband Insschen het archief der Stalen van Zeeland het landschap evenveel te pegoen als dTstateifof de ,De'a"dciag van D|ente had in elk in het hunne. Alleen „as Drente „ie, de Oe.iSf^LoJrS^"0'0 en dat der stad Middelburg is al veel minder innig. Zieriksee heeft langen tijd in de Statenvergadering niet minder te zeggen gehad dan Middelburg, en bij belangrijke gelegenheden hebben Vere en Vlissingen het voorbeeld gegeven, dat eerst later door Middelburg werd gevolgd. Het verband tusschen de archieven van Zeeland en van Middelburg is stellig geringer dan dat tusschen de archieven van de Staten-Generaal en van de Staten van Holland, die de heer Muller, terecht, scheiden wil. In Gelderland en Overijsel is het verband van het Statenarchief met het archief der tegen woordige provinciale hoofdstad niet grooter dan met die der andere steden, die vroeger ook als provinciale hoofdsteden goldenNijmegen en Zutfen, Deventer en Kampen. En tusschen het archief der Staten van Holland en dat der gemeente 's-Gravenhage is het verband gering. Werd dus op het denkbeeld van den heer Muller ingegaan, dan zou daardoor eene groote ongelijkheid ontstaan in de positie der verschillende Rijksar chivarissen, eene ongelijkheid, die nog vergroot zou worden, omdat de regeering alleen de combinatie niet in hare hand heeft, maar de gemeente ook moet medewerken, waartoe niet elke gemeente geneigd is Als b.v. het gemeentebestuur van Utrecht voor zijn archief een ambtenaar begeerde, die er zich geheel aan kon wijden, en dat van Assen bereid was de functie van gemeentearchivaris aan den Rijksarchivaris op te dragen, dan zou men kunnen zien gebeuren, wat de heer Muller zoozeer vreest, dat het beheer van het minder belangrijke archief om financieele redenen meer begeerd werd dan dat van het veel belangrijkere. Bovendien vtnd ik het verkeerd, dat aan den eenen Rijksarchivaris, die dagelijks van 1 tot 4 uren op het archief werkzaam is, hetzelfde tractement wordt uitbetaald, als waarvoor zijn ambtgenoot elders eiken dag van 10 tot 4 uren heeft te werken. Het is natuurlijk mogelijk, dat de eerste in een halven werkdag even veel en even goed werk verricht, als de tweede gedurende zijn geheelen bureautijd maar dat is dan eene uitzondering, en op eene uitzondering kan men geen regel baseeren. M. i. behoort de toestand deze te zijn, dat aan het hoofd van elk archief een ambtenaar staat, die zich geheel aan zijn werk voor dat archief kan wijden, en die zoodanig bezoldigd wordt, dat hij er geene bijbaantjes bij behoeft waar te nemen. 5. De heer Muller spreekt zich in zijn rede tegen het veelvuldig verplaatsen van ambtenaren van het eene depot naar het andere uit en herinnert aan het woord van De Stuers, dat het met den archivaris is als met goeden wijn: hoe langer hij ligt, hoe beter hij wordt. Ik ben dat in vele opzichten met hem eens en acht een al te veelvuldig verplaatsen van het eene depot naar het andere verkeerd. Maar ik moet toch tegenover Zoo meen ik zeker te weten, dat Groningen van eene combinatie van het archivarisschap van zijne gemeente met het ambt van Rijksarchivaris in de provincie Groningen niet weten wilde. 44 45

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1918 | | pagina 28