X£rrrrprn' r?,er het a™ d^™s~s
28
™h,iftbzoLdralL?\™ld0?k hdgee" mt,S WSS <W°™n. "J- hel voor-
schrift, zoneter beperking inhoudende, de plaatsing dier archieven in de rüks
BeoHeWa" atSe" 0nder beheer van het "aan verbonden person
reclrt hebben Tlnnet" -°Ude *'T ™kbri."« M
j zlJnJ een verklaring, die niet gerechtvaardigd en in
ook'" i"h zóuZhebb'e"en.de e° f°ende 20"d? ge"ees' niel all«".
Cuh Z0U hebben uitgesproken in een richting, die tot allerlei vragen
zoude hebben geleid, welke in een wet als waarom het h ga t nS
beboeren maar zie ik „el, ook „iet behoeven ,e „orden opgeiosf
daar°m 13 het Soed dat men zich evenmin heeft gewaagd aan
een ander punt, waaromtrent het ontwerp Bakhuizen v. d Brink enkele
dat d 'If" lk bed0d die' Waa™ 313 beg'nsel werd 'vooropg stetf
d r "en II' l'0,dde OPe"bare arChieV™ beb°ore"*. z'in buiten den'
nJJ enkde daaru,t volgende regelen worden gegeven. Ik zeg
ee „gewaagd", maar moet daaraan toevoegen, dat dergelijke bena
staakin °f "Iet het wetsontwerp op te nemen, toen de stemmen
niet in de 6 °f "het beginsel der extra-commercialiteit" al dan
met m de wet zou worden belichaamd.
Het kan zijn nut hebben hier nog even in het licht te stellen dat
ergehjke bepalingen in een wet als de onderhavige niet op hare plaats
m haar geheel niet gewenscht zijn. P P S'
Op den voorgrond dient gesteld, dat men het vooraf daarover eens
moet zijn, wat onder extra-commercialiteit, om dit woord nocr eens te o-e
betrekkV*'k B'iikbaar Werd niet bedoeld uitschakelen L
betrekkei,,ke zaken u,i elk rechtsverband, omdat dan elke tussehenkoms
van de overheid tot herstel van zoodanig verband tevens zou zijn uitge-
puhrH'k hi iem0flde alz0°' dat de bestemming tot den openbaren dienst het
publiekrechtelijk karakter van het stuk derhalve, het eigendomsrecht in'dier
voege zoude beperken, dat het laatste slechts werking kan oefenen voor
zoover de eerste zulks toelaat. oerenen, voor-
Hiermt volgt dat dergelijke bepalingen in deze wet niet op hare plaats
z'jn, vermits zij dan in het leven zouden roepen een afzonderlijke deling
ke^en^dan and^"' ee" anderen rechtstoestand ver-
keeren dan andere zaken, wier publiekrechtelijke bestemming de privaa'
En e'de trekklnge"; Waarin zii kunne" komen te staan, moet primeeren
En te dezen aanzien kan het geen verschil maken, dal de tegenstelhnc:
usschen het weinig belangrijke, en dikwijls zeer weinig kostbare van he&t
29
dat aan het stoffelijk object, hetwelk onderwerp der privaatrechtelijke be
trekkingen is, niet meer wordt gedacht, maar uitsluitend aan den inhoud,
die de publiekrechtelijke bestemming bepaalt. Echter, en dit is het eigen
aardige, naar veler rechtsopvatting, met de omgekeerde werking, dat nu
de laatste voor de eerste tevens beslissend zoude zijn. En naar mate dus
de publiekrechtelijke bestemming in dezen overwegend het belang van
het object bepaalt, wordt in de plaats van deze het privaatrechtelijk eigen
domsrecht gesteld.
Houdt men beide goed uit elkaar, dan is in dezen voor archiefstukken
afzonderlijke regeling onnoodig. Ongewenscht is zij tevens, indien aan
de met het beheer belaste ambtenaren buitengewone bevoegdheden ten
aanzien van opsporing of opvordering worden toegekend, omdat zij de
bezitters van merkwaardige archieven huiverig zal maken deze tot weten
schappelijk onderzoek en nadere bestudeering open te stellen, als zij daar
door kans loopen hunne archieven geheel of gedeeltelijk onder beslag
gelegd, ter napluizing gedurende langer of korter tijd naar een officieele
bewaarplaats opgezonden, en ten slotte daaraan bescheiden voor goed
onttrokken te zien. Dit neemt niet weg, dat in enkele gevallen, waar
duidelijk zal kunnen worden aangetoond, dat de betrokken bescheiden deel
hebben uitgemaakt van openbare archieven, zij weder daarmede moeten
kunnen worden vereenigd, zij het dan öf tegen schadevergoeding öf met
behoud van het particulier eigendomsrecht. Iets wat echter thans nog vrij
wel is uitgesloten, nu een bevoegde rechter voor dergelijke gedingen
niet is te vinden, maar waarvoor het in de onderhavige wet ook niet de
plaats is een uitzonderingsrechter aan te wijzen, bepaaldelijk niet met het
oog op de daaraan verbonden en zoo even in het licht gestelde nadeelen.
Het was noodig op deze twee punten thans reeds de aandacht te
vestigen; hetgeen verder nog van voldoend belang voor deze bespreking
is, zal bij de behandeling van den inhoud der wet zelf ter sprake kunnen
komen. Wij gaan nu voort met de korte opsomming der verdere ge
beurtenissen.
Nadat het ontwerp, zooals het uit den smeltkroes der beraadslagingen,
op de bijeenkomsten der rijksarchivarissen gehouden, was te voorschijn
gekomen, aan den Minister van Binnenl. Zaken was gezonden, schijnt men
de zaak aan het Departement te hebben laten rusten. Althans in de eerst
volgende jaren hoort men niets meer hieromtrent, totdat in 1912 zij in
de bijeenkomst der rijksarchivarissen op 29 Oct. 1912 weder aan de orde
komt
In dien tusschentijd was aan de Afdeeling K. en W. van het Depar
tement van B. Z., met medewerking van mrs. Bos en Gratama en Jhr.
Verslagen 1912, bi. 554 vlg.
waatbe 'J£ T