16
van den September-maand dus het bezoek onzer bijeenkomsten vergemak
kelijken.
Over de personalia onzer vereeniging valt meer te zeggen. Twee
onzer leden zijn ons ontvallen: Swavino, de archivaris van Middelburg,
en Van Bruooen, de archivaris van Ooes. Ik heb ze geen van beiden
gekend, Swavino slechts éénmaal ontmoet; de treffende woorden, door
onze medeleden Wiersum en Lasónder aan zijne nagedachtenis gewijd,
geven echter wel aanleiding om van harte te betreuren, dat de meesten
onzer den man, die zich niet gemakkelijk liet kennen, zoo weinig hebben
opgemerkt. Bruynvis en Uitterdijk hebben ontslag genomen, na een
druk en welbesteed leven; wij kennen ze beiden wèl, en wij wenschen
den wakkeren grijsaards, die niet werkeloos willen zijn, nog vele jaren
van bezige rust ten bate van het Nederlandsche archiefwezen.
De nagedachtenis van onzen sympathieken Feith is gehuldigd door
het plaatsen van zijn borstbeeld in marmer in de hal van het Oroningsche
museum, dat hij gesticht heeft; wij allen hebben ons van harte verheugd
over deze waardeering, die hij zoo ten volle verdiende. Van Schevcihaven
en uw gehoorzame dienaar hebben gedenkdagen beleefd en in bescheiden
kring herdacht, eene herinnering, dat ook voor hen de tijd niet verre
meer is, dat zij het voorbeeld van Bruynvis en Uitterdijk zullen moeten
volgen. Ook collega Flament heeft een jubilé gevierd; maar hij is nog
jongnog lang hopen wij hem dus te behouden.
Aan de rijksarchieven hebben de gewone geregelde bevorderingen
plaatsgehad. En de dames Bruininq en Moquette zijn bevorderd, de een tot
archivaris van Alkmaar, de ander tot hoofdcommies aan het archief van
Rotterdam. Dr. H. P. Coster is benoemd tot gemeente-archivaris van
Groningen, Dr. W. S. Unger tot archivaris van Middelburg; Mejuffrouw
Welcker is archivaris van Kampen geworden, en de heer Makkink
adjunct-archivaris van Alkmaar. De heeren De Kruyter, Dresch, Unoer
en Mejuffrouw Welcker zijn als leden tot onze vereeniging toegetreden;
terwijl de heer Bruynvis buitengewoon lid heeft willen worden. Ik wensch
onze nieuwe leden van harte welkom en breng den bevorderden en nieuw-
aangestelden onze welgemeende gelukwenschen.
Over twee benoemingen wil ik iets meer zeggen', die van de heeren
Coster en Unoer. Niet om de benoemingen zeiven, die mij aangewezen
en goed schijnenCoster was voor het werk, dat het zijne zal zijn, door
Feith voorbereid, en al is Unoer niet opzettelijk voor ons ambt opgeleid,
hij heeft archivarissen-bloed in de aderen, en het is ook om andere rede
nen wel te verwachten, dat hij de taak, die hij op zich genomen heeft,
met lust vervullen zal. Er is dus, dunkt mij, alle reden om zich over beide
benoemingen te verheugen. Maar ik wil ze toch even bespreken, omdat
17
ik ze meen te mogen beschouwen als symplonen van een systeem dat ik
kan begrijpen en waardeeren, maar dal mij toch ook voorkomt ine
bedenkelijke zijde te hebben. J e
Heeft het gerucht ons wel ingelicht, dan waren bij de benoeming
van de heeren Coster en Unoer de beide rijksarchivarissen ter plaatse
geneigd, het beheer van het stadsarchief bij dat van het rijksarchief on
zich te nemen. De omstandigheid, dat beiien niet benl^ geeft
dus aanleiding om te vermoeden, dat de regeering zulk eene combinatie
met wenscht En daarbij komt nog iets: de benoeming te Groningen
brengt ,n herinnering, dat er vroeger andere verplaatsingen van rijks rch"
varissen ter sprake gekomen zijn; er is, herinner ik mij wel zelfs wel
eens aanleiding geweest te vermoeden, dat de regeering dergelijke ver
plaatsingen met ongaarne zag. En in verband met de onlangs aangenomen
dee mg der rijksarchieven in klassen zou thans wellicht een stelsel van
geregelde bevordering der rijksarchivarissen in zwang kunnen komen.
n egnjpelijk zou dit met zijnhet spreekt van zelf, dat de opdracht
van het beheer van een stedelijk archief aan eenen rijksarchivaris een
gedeelte van diens werktijd onttrekt aan het beheer van het rijksdenot
Gaarne geef ik ook toe, dat verplaatsingen van rijksarchivarissen nu ên
dan gewenscht kunnen zijn. Ik acht het zelfs een voordeel, dat zulke ver
plaatsingen, die vroeger geheel niet in gebruik waren, nu en dan mogelijk
hik'^enl a;C. nS' d'e ne'gIng heeft voor kerkgeschiedenis, moet natuur-
J g plaatst aan een archief, waar vooral de rechterlijke archieven van
handri Z1JIV SrVen nr Verplaatsin£' omgekeerd zal een beoefenaar der
idelsgeschiedenis zich b.v. te Leeuwarden misplaatst gevoelen enz enz
Maar dit is geheel iets anders dan dat dergelijke uitzonderingen regel zouden
worden. Ware dit zoo, dan zou dit eene geheele wijziging2 Z
egeeringsbeleid met de archieven beteekenen. De referendaris De Stuers
was, zooals bekend ,s, van meening, dat het met een archivaris was als
hot gHetean WIJ"' d'e bfer W°rdt' h0e lanSer hii denzelfden kelder
ligt. Het aangeduide systeem zou de tegenovergestelde strekking hebben
en dit zou mij met zonder bedenking schijnen. Men begrijpe mij wel'
acht de onderstelde neiging volstrekt niet ten eenemale verkeerd Ik
begrijp, dat er ook langs dezen weg goede, verdienstelijke archivarissen
nnen gekweekt worden. Ik geef volmondig toe, dat er bij strenge door
wogen T ZUlk-ee" gedragSlij" zelfs vele archivarissen gevonden zullen
worden die prec.es op hun tijd op hun "bureau komen en het niet voor
hun tijd weder verlaten, - die dagelijks nauwgezet twee a drie dienst
brieven schrijven en vijftien charters inventariseeren, bovendien alle weken
een juridisch rapport samenstellen. Ik waardeer zulke ambtenaren natuur-
e" lk gUn hun aIs belooning gaarne de gelegenheid, om 's avonds