12 schap; dit is te betreuren, want het zal nu niet gemakkelijk zijn, deze onbillijkheid en deze fout in de nieuwe regeling te herstellen. Ook eene andere zaak, die met het bovenstaande nauw samenhangt, de vaststelling van de pensioenen der rijksambtenaren, is in het afgeloopen jaar ter sprake gebracht. Eene commissie is voor die zaak benoemd; wellicht is als vrucht van hare werkzaamheid reeds te beschouwen he Koninklijke besluit, waarbij bepaald wordt, dat de dienstjaren van am e naren, die vóór hunne vaste aanstelling eenigen tijd zonder titel werkzaam zijn geweest, voortaan zullen medegeteld worden voor de berekening van hun pensioen. Eene voortreffelijke bepaling, die vooral voor vele oudere minimum-lijders in ons corps gelukkige gevolgen kan hebben, waarme e wij hen van harte gelukwenschen. De hoofdtaak der commissie is na het bedoelde Koninklijke besluit nog slechts in voorbereiding. Maar bij die voorbereiding zijn wij toch reeds eenigszins betrokken geworden. Immers mij is ter oore gekomen dat twee onzer medeleden, de heeren Van Meurs en Overvoorde, zie persoonlijk tot de commissie gewend hebben met het verzoek om den leeftijd, waarop archivarissen pensioen kunnen verkrijgen, lager te stellen dan voor andere ambtenaren, ik meen reeds op den leeftijd van vijftig jaar. Ons bestuur heeft geene aanleiding gevonden, om zich bij deze beweging aan te sluiten, en ik wil met nadruk zeggen (het is juist daarom, dat ik het feit ter sprake breng), dat onze beide medeleden ditmaal, zoo ver mij bekend is, niet het gevoelen onzer vereeniging hebben uitgespro ken Uw bestuur althans werkt gaarne mede tot alles, wat de positie ook de financiëele positie, zijner medeleden kan verbeteren; maar het za niet medewerken tot iets, dat hun het verwijt zou kunnen berokkenen da zij meer dan anderen den arbeid schuwen. Immers de bewering, dat het archivariaat zoo bijzonder uitputtend zou zijn, kunnen wij nauwelijks als ernstig beschouwen; ik wil verklaren, dat het mij verwonderd heeft, Mr. Overvoorde als verdediger van deze stelling te zien optreden, die sedert jaren het beheer van het Leidsche archief met succes heeft vereenig met dat van het Leidsche museum; terwijl hij daarbij ook vrijwillig het voorzitterschap van den Oudheidkundigen bond, dien hij gesticht heeft, waarneemt, en nu onlangs, op een leeftijd, waarop hij volgens zijne eigene verklaring reeds pensioen behoorde te genieten, zelfs nog vrijwillig het niet gemakkelijke praesidium van de Monumenten-commissie heeft aanvaard. Men ziet het, een archivariaat is toch niet al te uitputtend! Nog ééne zaak wil ik hier even kortelijk vermelden uit de nieuwe Zegelwet is de wonderlijke bepaling, dat het rijk geene zegelkosten vergoedt, eene bepaling, die de ambtenaren nu en dan verplichtte tot tallooze kleine administratieve knoeierijtjes, - gelukkig vervallen. Requiescat in pace. 13 Ook over de gemeente-archieven valt ditmaal een en ander mede te deelen. Ons medelid Overvoorde wendde zich tot ons met de klacht, dat, naar hij bij ervaring wist, de gemeentebesturen, die het goed meenden met hunne oude archieven, zoo dikwijls hunne goede bedoelingen ver ijdeld zagen. Immers het blijkt vaak, dat zij de opdracht tot het ordenen en beschrijven van hun oud archief, die door niemand in hun eigen kring aanvaard kon worden, gedaan hebben aan onbevoegde personen. Misschien bemerken de heeren zeiven dit wel niet; maar ieder archivaris, die het resultaat van de opdracht in handen krijgt, merkt het wel degelijk en heeft dan wel reden om zich te bedroeven, dat het werk, dat veel tijd en soms ook veel geld gekost heeft, beter ongedaan gebleven ware. Immers, wij weten het, wanneer een onbevoegde een archief rangschikt, dan kan hij wellicht bij toeval nu en dan iets goeds verrichten; maar zeer zeker doet hij toch nog meer kwaad, omdat hij de bestaande wanorde hopeloos ver- fergert. Ons medelid Overvoorde stelde ons dus de vraag, of wij niet konden optreden, om dit euvel te keeren door de gemeentebesturen beter in te lichten en hen te helpen. Wij waren het volkomen met hem eens; wij hoopten echter, dat wellicht in de te verwachten Koninklijke besluiten ter uitvoering van de Archiefwet maatregelen tot verbetering van den toestand opgenomen zouden worden; geschiedde dit niet, dan beloofden wij hem echter, onze commissie, aan wie het ontwerpen van een model van eene verordening voor gemeente-archieven opgedragen is, op de zaak opmerkzaam te maken. Mr. Overvoorde nam daarmede genoegenwij hopen, dat langs een der aangeduide wegen eerlang een middel zal ge vonden worden, om het euvel te keeren. Voor de gemeente-archieven van Amsterdam en Dordrecht zijn nieuwe reglementen vastgesteld, die wij met ingenomenheid begroeten. Te Amster dam werd bepaald, dat het onderzoek in het nieuwe archief, dat vroeger tot 1880 vergund was, nu zelfs tot 1890 vrijstaat eene heugelijke, zeer liberale bepaling. Daarentegen is het onderzoek in de oude registers van den Burgerlijken Stand nog steeds bemoeielijkt door de heffing van leges- gelden, die, hoewel begrijpelijk, toch niet zonder bedenking schijnt. Het nieuwe reglement te Dordrecht bepaalt gelukkig, dat het archief niet meer tot 1 uur zal geopend zijn, maar op dezelfde tijden als de rijks-archieven. Tot ons kwam het bericht, dat het gemeentebestuur van Delft aan den Raad heeft voorgesteld, om het salaris van den archivaris te brengen op een bedrag, dat lager was dan dat van een commies ter secretarie. Wij waren van meening, dat dit beslist te laag was, en wij hebben ons dus gedrongen gevoeld, om ons tot den gemeenteraad te wenden met het verzoek, om den archivaris minstens gelijk te stellen met een hoofdcommies. Het resultaat van onze tusschenkomst zien wij nog tegemoet; de zaak is commissoriaal gemaakt.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1918 | | pagina 12