36
re'atifs a 1' histoire des archives rationales et a leur installation au palais
Soubise (an IV 1815)." De inleiding, die hij laat voorafgaan, is zeer
kort; ze verwijst voor den loop der geschiedenis naar het werk van Bor
dier, Les archives de la France (1855), dat als bijlagen een aantal „pièces
justificatives" bevat, welke door deze „documents" worden aangevuld.
De bijzonderheden, die men hier verneemt, wijzigen de voorstelling niet,
welke Bordier in zijn .eerste hoofdstuk gegeven heeft over de lotgevallen
van de „archives générales" van Frankrijk sedert 1789. 4 Augustus van
dit jaar is Camus gekozen tot archivaris van de Nationale Vergadering,
wier papieren hij in de eerste plaats zou hebben te bewaren. Het voor
stel, waarmee hij t volgend jaar te berde kwam om een groot algemeen
depot van alle archieven der oude monarchie te stichten, heeft betrekkelijk
spoedig ingang gevonden, en het decreet van 7 messidor van het jaar 11
(25 Juni 1794), waarvan de eer voornamelijk toekomt aan Baudin (des
Ardennes), behoedde althans een groot deel van de archiefschatten van
Frankrijk voor de verwoestende neiging van de revolutie'). Camus heeft
de met de schifting belaste ambtenaren voortdurend tot spoed aangezet en
dus bewerkt, dat de papieren van het koninkrijk niet over verschillende
depots van het land verdeeld, maar in de hoofstad bijeengebracht zijn;
dit strookt met den voorkeur der Franschen voor centralisatie en wordt
dus door hen als een loffelijk werk beschouwd. Een arrêté van de con
suls van 8 Prairial van het jaar VIII (28 Mei 1800) heeft de archieven
losgemaakt van de Wetgevende Vergadering; de archivaris zou voortaan
dooi den eersten consul benoemd worden. Camus, de nieuwe garde des
archives nationales", had het bedoelde arrêté uitgelokt en streefde er sedert
naar, de archieven uit het gebouw van de Wetgevende Vergadering naar
eene afzonderlijke bewaarplaats over te brengende uitvoering van dit
plan heeft hij echter niet meer beleefd. Zijn opvolger Daunou heeft het
decreet van 6 Maart 1808 helpen voorbereiden, waarbij de aankoop van
het hotel Soubise ten behoeve van de archieven des rijks gelast werd.
Hieiheen werden dan de archieven van Frankrijk overgebracht en van de
landen, welke door Napoleon daaraan werden toegevoegd, zoodat steeds
meer ruimte noodig werd en ten slotte in 1812 de stichting van een
onmetelijk Palais des archives op den linkeroever der Seine, dicht bij den
pont d'lèna, in overweging genomen werd. In 1814 kwam de reactie en
begon de terugvoering van althans een deel der vermeesterde archieven.
Wat wij uit de „documents" leeren, wekt in zeer verschillende mate
onze belangstelling. Het eerste stuk, van 7 Germinal an IV (27 Maart
1796), handelt over de domein-archieven, welke in het Louvre terechtge
komen waren, omdat een ambtenaar, die daar wel gaarne zat, door zijne
Zie Archievenblad, 1914 15, blz. 77—78.
37
vrienden bij verrassing een wetsvoorstel had doen inbrengen en aannemen,
dat de overbrenging dier archieven naar dat gebouw gelastte; de minister
spoort in dit stuk Camus aan om er elders eene plaats voor te vinden, en
inderdaad zijn ze in het volgend jaar in de Sainte Chapelle neergelegd.
De vijf volgende stukken zijn van het jaar IX, maar borden niet in
chronologische orde medegedeeld, zonder dat in het oog springt, welke
gedachte tot de rangschikking er van geleid heeft. Het merkwaardigste
lijkt mij nr. V, een schrijven van Camus aan den minister van Binnenland-
sche Zakenhij herinnert er aan, dat de eerste aandrift van de revolution-
naire onwetendheid geweest is, alle papieren in de vlammen te werpen,
dat de wet van 7 Messidor van 't jaar II een gedeelte er van heeft
beschermd, waarbij men had overwogen, dat de stukken konden dienen om
het eigendomsrecht der natie te bewijzen, anderszins ook voor de weten
schap van belang warenvervolgens betoogt hij, dat de beteekenis er van
als bewijsstukken overdreven is en dat hunne waarde als historische monu
menten vaster staat; ten slotte doet hij opmerken, dat er zeer weinig per
sonen zijn, die voor het bewerken der oude titels in aanmerking kunnen
komen. „Connaitre les anciennes écritures, savoir les déchiffrer, avoir assez
de notions, soit de l'histoire, soit de littérature et de principes de critique
pour juger de l'utilité d'un titre, assez de patience pour fouiller un amas
de papiers dans l'espérance de trouver une seule feuille, peut-être, qui
mérite d'être conservéeces qualités sont raresinais voici ce qui est,
au contraire, fort commun, de rencontrer des hommes, que l'appat du
traitement séduit et que l'ennui du travail rebute; ils' commencent les
opérations, ne les terminent point, mais ils sont exacts a toucher leurs
traitements"hij begrijpt daarom ook zeer wel, dat de wijze waarop een
aantal ambtenaren hun taak hebben opgevat, sommige prefecten van den
archiefarbeid afkeerig gemaakt hebben.
Het twaalfde nummer bevat een schrijven van den minister aan den
garde général des archives, van 18 Pluviöse an XIII (7 Februari 1805)
en diens antwoord. De heer Cheyré, garde des archives in het paleis
van het Wetgevend Lichaam, had tractementsverhooging gevraagd, ook
„pour ses employés des appointements plus forts que ceux, dont ils jouis-
sent et qui ne sont qu'aux taux de simples expéditionnaires, quoiqu' ils
soient, par le fait, déchiffreurs de titres et analystes", een gemis aan
onderscheiding tusschen wetenschappelijke archiefbeambten en de bewaar
ders van archieven aan ministerieele departementen, dat ook nu niet onbe
kend is. Daunou vond de vraag billijk, maar ontijdig.
Uit nr. XIII blijkt, dat in den winter van 1805 op 1806 de agent van
de amortisatiekas en 30 ondergeschikten in 't archiefg^Jaouw vertoefden en
er vrijelijk in de cartons zochten. De agent vroeg de vrijheid om nog meer
manschappen te doen aanrukken, tot een onbeperkt aantal, maar Daunou