26
van deze zaak te laten bijstaan door een, door de Synode aan te stellen
kerkelijken archivaris, wiens instructie door de Synode wordt vastgesteld.
De kerkelijke besturen verleenen aan genoemde commissie eiken door
haar gewenschten bijstand.
Art. 4 schrijft voor, dat de kerkelijke archieven zoo moeten worden
bewaard, dat hunne ongeschonden instandhouding zooveel mogelijk ver
zekerd zij. Wanneer ten gevolge van verwaarloozing archiefstukken ont
breken, of wanneer gevaar bestaat voor de bewaring of instandhouding,
terwijl door de beheerende besturen of personen na aanmaning geen
afdoende maatregelen ter voorziening worden genomen, is de Algemeene
Synodale Commissie bevoegd, het betreffend archief elders in bewaring te
stellen en zijn de betrokkenen tot onmiddellijke afgifte verplicht.
Overeenkomstig art. 5 2) worden de archieven, voor zoover mogelijk,
gescheiden in: a. archief vóór 1650; b. archief van 16501816 en c.
nieuw archief.
Aanvankelijk gewijzigd is art. 6 3) van het concept. Thans luidt het
aldus„Voortdurende toegang tot alle kerkelijke archieven en gebruik
van de archiefstukken moet door de beheerende besturen of personen
worden gegeven aan hen, die krachtens dit reglement toezicht op de
archieven uitoefenen. Het gebruik der archieven staat voor ieder open,
mits voldoende blijke, dat het den aanvrager om zuiver historisch onder
zoek te doen is. Hij moet daartoe, bij de aanvrage, het onderwerp nauw
keurig omschrijven. Kerkelijke archieven, tijdelijk bij het rijk in depot,
zijn alleen toegankelijk na machtiging van het kerkelijk bestuur tot welks
verzameling het stuk behoort. Inzage van eigendomsbewijzen mag slechts
worden gegeven aan hen, die krachtens kerkelijke reglementen tot toezicht
op de archieven geroepen zijn.
Archiefstukken mogen, volgens art. 7 4), niet worden geraadpleegd,
dan onder toezicht en ter plaatse waar zij bewaard worden, tenzij voldaan
is aan waarborgen door de Synodale Commissie geëischt.
Art. 8 5) bepaalt, dat de kosten van toezicht en de kosten, door de
Synodale Commissie voor bewaring en instandhouding gemaakt, worden
gedragen door de Algemeene Kas. Jaarlijks stelt de Synode, op voor
dracht van de Synodale Commissie, daarvoor een zeker bedrag beschikbaar.
De kosten, vallende op het gebruik van de archieven, komen voor reke
ning van den gebruiker.
J) Vgl. Art.4 7Conc.-Regl. 1916, zie Ned. Archievenblad 1916—1917,blz. 154.
154
155
155
156.
27
Volgens art. 9 worden van alle kerkelijke archieven door hun
bestuurders volledige inventarissen opgemaakt en bijgehouden, desgewenscht
met de hulp van den kerkelijken archivaris. Van de inventarissen der
kerkeraadsarchieven van vóór 1816 wordt een afschrift gezonden aan de
classicale besturen, van die der classikale besturen aan de provinciale kerk
besturen en van die van alle kerkelijke archieven aan de Synodale Com
missie, welke daaruit een algemeenen inventaris opmaakt.
Wat de bewaring der archieven betreft, schrijft art. 10 2) het vol
gende voorVoor zoover archiefstukken niet reeds in behoorlijke kerke
lijke archiefbewaarplaatsen zijn samengebracht, worden, met toestemming
van de beheerende besturen of personen, behoudens het in art. 4, al 2
bepaalde, a. de archiefstukken van vóór 1650 saamgebracht in het archief
der Synode en gesteld onder beheer der Synodale Commissie, b. die van
1650—1816 in provinciaal kerkelijke archieven, in de kerkelijke hoofdsteden
der provinciën te vestigen, onder beheer van de provinciale kerkbesturen.
De stukken na 18.15 blijven onder beheer van de in art. 1 genoemde
besturen en personen.
Ten slotte de overgangsbepaling in art ll3): Onverminderd het in
art. 4 al. 2 bepaalde, en zoolang geen kerkelijke archiefdepots in de hoofd
steden der provinciën aanwezig zijn, is de Synodale Commissie bevoegd,
met toestemming van de beheerende besturen of personen, archivalia van
vóór 1816 te doen overbrengen naar rijksarchieven en ze aldaar in
bewaring of bruikleen te geven. Evenwel, onder voorwaarden die niet in
strijd mogen zijn met de algemeene bepalingen van het Reglement, en
onder waarborgen welke doeltreffend zullen blijken. Ook onverminderd
het recht van de eigenaars op hun eigendom en het gebruik daarvan.
Heeft een in bruikleen of in bewaring geven aan derden plaats gevonden
vóór de invoering van het Reglement, dan worden de archiefstukken
terstond teruggevorderd, tenzij de Synodale Commissie tijdelijk ontheffing
verleent. Volgens de laatste alinea van dit artikel bepaalt de Synode
binnen welken termijn de inventarissen, bedoeld in art. 9, worden in orde
gebracht."
In de Hervorming van 4 Augustus 1917 komt nog een verslag
voor van de hand van het lid van de Synode (ds. A. A.) C(remer). Omdat
het enkele niet onbelangrijke punten nog iets nader omschrijft, wil ik het
hier ook nog doen volgen.
„Zooals ik aan het einde van mijn vorig verslag vermeldde, kwam
het reglement op de kerkelijke archieven in behandeling. Nadat in 1916
1) Vgl. Art.8 9 Conc.-Regl. 1916,zie Ned. Archievenblad 1916—1917,blz. 154.
>J J) >J iw*-r.
H 11 11 11 11 11 1» W
2)
5
8)
11
4)
12
5)
13
2) 6 l54-
8) 10