22 Daarop beantwoordt het hof nog de vraag, die bij sommigen zou mogen rijzen, waarom het geen gewag maakt van Het antwoord hierop luidt, dat deze zaken zijn Aan het slot bevat het advies nog een geschiedkundige herinnering Het „gelijk wij allen weeten" is nu niet meer toepasselik, en ik teken daarom aan, dat de staten van Holland bij rezolusie van 12 Julie 1674, op de klacht van de gedeputeerden van Haarlem, dat het hof van Holland zich hoe langer hoe meer politieke zaken aanmatigde, een kommissie hadden benoemd, om van advies te dienen, „wat saken geconsidereert ende ge houden sullen worden, te specteren tot de Policie ofte tot de Justitie respective." Het advies van het hof kwam 22 September 1802 in behandeling bij het Departementaal bestuur, dat het in handen van de kommissie tot het werk der gemeentebesturen en de kommissie tot de zaken van de justisie stelde, om gezamenlik rapport te doen. Deze kommissies schijnen, even min als de kommissie van 1674, tot een afdoening van de zaak gekomen te zijn. Ik vond er altans in de besluiten van het Departementaal bestuur geen gewag meer van gemaakt. Zo duurde het nog tot de nieuwe staats inrichting van 1811 dat de onzekerheid ophield te bestaan. PETER VAN MEURS. Het concept-reglement op de archieven van de Ned. Hervormde Kerk van 1917. Nu de Synode van dezen zomer het reglement op de kerkelijke archieven voorloopig heeft aangenomen, wil ik als vervolg op mijn artikel in de vorige aflevering ook hier weder het voornaamste te dien aanzien onder de aandacht der vakgenooten brengen. 23 Allereerst de inhoud van het nieuwe concept-reglement, waaromtrent wij in het verslag van de vergadering der Algemeene Synodale Commissie van 19 Mei 1917, opgenomen in de N. R. C. van 20 Mei 1917, als volgt lezen „De Algemeene Synode van 1916 heeft met eenparige stemmen ver worpen een toen ingediend concept-reglement op de kerkelijke archieven. De grondgedachte van dat reglement was, dat de kerk zelve hare archieven moet bewaren, zelve daarvoor verantwoordelijk moet zijn en ze oordeel kundig moet behandelen De hoofdbezwaren tegen het concept waren van financiëelen aard, terwijl als reglementair bezwaar werd gevoeld, dat de archieven zouden worden onttrokken aan de natuurlijke eigenaars. Thans heeft zooals wij reeds hebben medegedeeld eene com missie ad hoe, bij monde van jhr. mr. Van Lennep, een nieuw concept in gereedheid gebracht en heden is besloten, dat de Alg. Synodale Com missie dit nieuwe ontwerp zal aanbieden aan de Synode van dit jaar. Grondslag van dit „archiefreglement" is de zorgvuldige bewaring en inventarisatie der kerkelijke archieven. Wij geven hier enkele hoofdlijnen er van aan. Onverminderd het bijzonder toezicht der kerkelijke besturen krachtens de reglementen worde een algemeen toezicht op bewaring en gebruik in opdracht van de Synode uitgeoefend door de Algemeene Synodale Com missie. Deze commissie zal bevoegd zijn, zich te doen bijstaan door een door de Synode aan te stellen kerkdijken archivaris. Wanneer tengevolge van verzuim (verwaarloozing) door de beheerende besturen of personen archiefstukken ontbreken, of wanneer gevaar bestaat voor de bewaring of instandhouding van archiefstukken, terwijl door de beheerende besturen of personen na aanmaning geen afdoende maatregelen ter voorziening worden genomen, is de Algemeene Synodale Commissie bevoegd het betreffend archief elders in bewaring te stellen. De archieven worden, voor zooverre mogelijk, gescheiden in a. archief vóór 1650, b. archief van 1650—1816 en c. nieuw archief. Voortdurende toegang tot alle kerkelijke archieven en gebruik van archiefstukken moet worden gegeven aan hen, die krachtens het reglement het toezicht uitoefenen. Hij, aan wien gebruik van eenig archiefstuk is verleend, verbindt zich schriftelijk daarvan niets openbaar te maken zonder verlof van het college of den persoon onder wiens beheer het archief staat, of van de Alg. Syn. Commissie. Archiefstukken, die alleen in schrift bestaan, mogen niet worden geraadpleegd, dan onder toezicht en ter plaatse waar zij bewaard worden, tenzij voldoende waarborgen worden gesteld, ter beoordeeling alweder van genoemde commissie. Van alle kerkelijke archieven worden door hun bestuurders volledige de materie van Erfscheidinge, Servituten en andere reëele Quaestiën, en zulks te meer daar deze Quaestiën te Rotterdam (het is ons niet bekend, dat zulks ook elders plaats zou hebben) Objecten van Cognitie voor de Wet geweest zijn. eigenlyk gezegde Rechtszakenals Zaken tot de Contentieuse Jurisdictie behoorendeen dus geene onderwerpen van dit ons advis de Judicieele wijze waarop dezelve te Rotterdam, ofschoon dan ook voor het Collegium Mixtumbehandeld wierden, doet zulks onder anderen ook zien. Het trekken der Scheidslinie tusschen zaken van Policie en zaken van Justitie wierdt, gelijk wij allen weeten, reeds in 1674 ter Vergadering van Holland tot een object van deliberatie gemaakt; ondertusschen toen 120 jaren daarna die Vergadering ophieldt te bestaan, had die Staats-Commissie, aan welke het onderzoek van en het adviseeren op dat poinct door de Staten was opgedragen, daaromtrent nog geen Rapport uitgebragt. Wij zijn dus nu reeds eenigermate gevoorderd en mogen ons dan ook vleien, dat, daar Uwe Vergadering thans niet te worstelen heeft met die hinderpalen, welke bevorens eene decisie op dat poinct, zoo niet onmogelyk, ten minsten ten uitersten moeilyk maakten, eindelyk eens gestopt zal worden die bron van twisten welken uit het onbepaalde en onzekere dat in deze materie plaats hadt, geboren zijn en verder geboren zouden worden.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1917 | | pagina 17