i
14
verwacht hebben, dat zij de vraag beslist ontkennend zou beantwoord
hebben: immers partikuliere personen handelen nimmer ambtshalve (zooals
de ambtenaren van kloosters, maatschappijen en andere gemeenschappen
wel doen). Maar integendeel, de Handleiding antwoordt, zonder aar
zeling en zonder motiveering, bevestigendzelfs partikulieren, een handelaar
b.v., kunnen archieven vormen. Deze beslissing is, na het voorafgaande,
vreemd. Maar er komt nog erger: indien een partikulier geen handels
archief, maar een huis-archief vormt, zegt de Handleiding, dan vormt
hij geen archief; want dit conglomeraat mist „het organisch verband van
een archief in de beteekenis, daaraan in deze Handleiding gegeven".
Inderdaad, een archief heeft uit zijn aard eene organisatie, een organisch
verband (dat elementair noodzakelijk bewaard blijft, ook als het archief in
wanorde geraakt)daarom hebben wij onze Handleiding geschreven,
die anders niet noodig zou geweest zijn. Maar een familie-archief mist
dit verband slechts „meermalen", verklaart de Handleiding terecht:
toch worden alle familiearchieven verworpen. De papieren van een han
delaar missen, wij weten dit, ook meermalen organisch verband, na
tuurlijk, want waarom zou een slordig handelaar, die zelfstandig handelt,
ook niet slordig boekhouden, op gevaar af dat hij zoodoende in moeielijk-
heden zal geraken bij een mogelijk proces? de Handleiding geeft
dit ook toe; want zij zegt alleen, dat particulieren „archieven kunnen
hebben". Derhalve zou men, redeneerende zooals de Handleiding
zelve doet, ook aan de handels-archieven den titel van archieven willen
ontzeggen. Maar de Handleiding doet dit niet: zij accepteert de
handels-archieven, werpt de huis-archieven uit, en laat de andere papieren
in het midden.
Ik meen derhalve, 1 dat er strijd bestaat tusschen de beschouwingen
van de Handleiding over openbare (en private) archieven en over
partikuliere archieven, 2°. dat er strijd bestaat tusschen hare beschouwingen
over handels archieven en over familie-archieven. Ter vergadering is dit
ook eigenlijk niet ontkend; er is alleen gezegd, dat eene andere beschou
wing dan die van 3 der Handleiding in de praktijk aanleiding zou
geven tot ongerijmdheden. Ik ben van eene andere meening maar
Toevallig zendt mijn vriend Molenoraaff mij, juist terwijl ik dit schrijf,
zijne afscheidsrede toe; ik lees daar (p. 2): „Reeds in 1898 vond ik in een Ameri-
kaansch vaktijdschrift de volgende opmerking: „Mijn dagboek?" antwoordde de ver
tegenwoordiger van een groot handelshuis te New-York op een vraag, hem in de
rechtzaal gesteld, „wij houden er in onze zaak een dagboek niet op na; wij hebben
dat reeds lang geleden verbannen naar de rommelkamer. Wij houden tegenwoordig
niet anders dan losse kaarten, waarvan ieder leverancier een carbon-afschrift ontvangt;
deze kaarten worden geordend en in doozen bewaard. Het dagboek is bij ons een
ding van het verleden." Deze mededeeling schijnt mij voor ons van belang om twee
redenen, omdat er uit blijkt, le dat wetsvoorschriften een handelaar nooit verhinderen
zullen, om slecht georganiseerde archieven (m. i. geene archieven) bijeen te brengen,
2e dat ook op het handelsgebied, evenals op de regeeringsbureaux, de oude orga
nisatie der archieven bezig is uit den tijd te geraken.
15
zelfs al ware dit het geval, dan zou dit, naar het mij voorkomt, toch niet
ter zake doenwant het zou onze Handleiding geen recht geven om
een systeem vast te stellen, dat inconsequent is. En zelfs wanneer de Hand
leiding om praktische redenen zich mocht willen onthouden van het
aannemen van een logisch systeem, dan zou zij althans van hare redenen
daarvoor rekenschap moeten geven.
Ik resumeer. Het besluit der vergadering had naar mijne meening
logisch moeten luiden: in den zin van 1 of 3, of wel, indien men
eene keuze wilde doen: in den zin van 3, terwijl 1 vervalt. Immers
1 zegtEen archief is eene verzameling van ambtelijke papieren van
lichamen (gemeenschappen); zij worden verdeeld in: le openbare archie
ven, 2e private archieven. En 3 zegtDe private archieven zijn
le ambtelijke archieven van lichamen (gemeenschappen), 2e niet-ambtelijke
archieven van partikulieren. 3 zegt verder: De archieven van parti
kulieren omvatten: le de bedrijfs-archieven, 2e andere archieven; de
familie-archieven en vele andere, door partikulieren gevormde verzamelingen
van papieren (die niet nader aangeduid worden) zijn geene archieven.
Dit is onlogisch; op het punt van de private archieven is de Hand
leiding zwak en had zij dus liever niet aangehaald moeten worden ter
motiveering van een besluit der vergadering. Als ze echter eenmaal aan
gehaald werd, zou ik eene keus doende hebben willen lezenin
den zin van 1; immers dat is de kern der geheele Handleiding,
en daarvoor streed ik dus.
Nu is echter anders beslist, feitelijk in den zin van 3. Dit is
jammer, omdat deze paragraaf op zich zelve inconsequent ismaar het is
eenmaal aanvaard, ik pleit niet na. Evenwel, het systeem onzer Hand
leiding moet goed en logisch in elkaar zittenhet moet dus nu ver
anderd worden.
Er zijn m. i. drie manieren, waarop wij daarbij te werk kunnen
gaan: le. Wij kunnen trachten een nieuw systeem ineen te zetten, waarin
papieren van partikulieren (bepaaldelijk handelspapieren) gelijkwaardig komen
te staan naast de archieven van openbare en private lichamen. Dit zal
lastig te beredeneeren zijn; maar het zal de koninklijke weg zijn. 2e. Wij
kunnen verklaren, dat partikulieren slechts dan archieven vormen, wanneer
en voorzoover die aan de eischen van onze Handleiding voldoen. Dit
zal correct zijn; maar het zal bedenkelijk zijn. Immers men zal dan krijgen
twee categorieën van partikuliere papierenen bovendien kan bij partikuliere
papieren wel het criterium „organisch verband" aanwezig zijn, maar be
zwaarlijk het criterium „ambtelijk karakter". 3e. Wij kunnen erkennen,
dat onder onze definitie van archieven alleen vallen archieven van open
bare en private lichamen (of gemeenschappen, zooals wij aanvan
kelijk zeiden) en dat partikuliere papieren er dus buiten vallen. Maar wij