28 kanselarij van de piotocollen een inventaris zou moeten worden opgemaakt; hij voegde daaraan toe, dat onder dezelfde voorwaarde van inventari- seering de protocollen ook aan een anderen notaris ter hand gesteld mochten worden, mits daarvan binnen den tijd van zes weken kennis gegeven werd. Dit besluit werd 23 Januari 1741 opnieuw genomen. Toen de notarissen evenwel in gebreke bleven, om in het overbrengen van hunne protocollen te voorzien, eischte het stadsbestuur (27 Aug. 1749), dat van alle protocollen een lijst zou worden opgemaakt en deze ter kan selarij zou gedeponeerd worden, hetgeen geschiedde in het begin van 1751. Al deze bepalingen waren eenige jaren later reeds weer in het ver geetboek geraakt; want 17 Augustus 1761 dienden enkele notarisweduwen, zonder dat zij zich blijkbaar van eenige verplichting bewust waren, bij den Raad het verzoek in, om de onder haar berustende protocollen ter kanselarij te mogen overbrengen, op welk verzoek den volgenden dag een gunstige beschikking werd genomen, nota bene op de volgende voor waarden dat de protocollen behoorlijk chronologisch moesten zijn inge bonden en alle van een alphabetischen index van de namen der compa ranten voorzien moesten zijn. Verder dienden de protocollen behoorlijk gefolieerd en met den naam van den notaris en de jaren der passeering beschreven te zijn, terwijl ten slotte de weduwen moesten verklaren, dat zij geen instrumenten hadden achtergehouden. Hoe gehandeld werd, als aan deze voorschriften niet voldaan kon worden, blijkt niet; maar op denzelfden dag nam de Raad het besluit, dat de weduwen of erfgenamen van overleden notarissen verplicht waren binnen zes weken hunne protocollen ter kanselarij over te brengen, terwijl hij het volgend jaar (23 Nov. 1762) een algemeene ordonnantie en instructie voor de notarissen vaststelde en liet drukken. Als een bijzonder geval werd 15 Januari 1784 aan Johannes de Kanter toegestaan, om het protocol van zijn stiefvader Marinus Ball over te nemen, mits hij daarvan een inventaris ter kanselarij indiende. Ten slotte vermeld ik hier nog de besluiten, die in den loop van het jaar 1796 over de kwestie van het overbrengen der notarieele proto collen genomen werden èn door den Raad èn door het College van Schepenen. De aanleiding hiertoe was een bijzonder geval. Het College van Schepenen had den 15den Juni van dat jaar den voortvluchtigen notaris Nicolaas van der Zwaan, wegens sterk vermoeden van „eene contra revolutionaire correspondentie te zijn toegedaan", levenslang uit Zeeland gebannen. Zij wenschten toen zijn protocol in veiligheid te zien gebracht en tevens, dat zijn naambord als notaris van zijn deur werd weggenomen te dien einde brachten zij daarover „bedenkingen" in bij den Raad. Deze vroeg 15 Augustus prae-advies hierover aan het Comité van Algemeen 29 Belang, dat, „overwoogen hebbende de bedenkingen van het Collegie vart Scheepenen omtrent het overbrengen der protocollen van notarissen", 27 September adviseerde „om de directie daarover geheel en al te laaten aan gemeld Collegie, als zijnde hetzelve een zaak, die in zijn aard tot het Justitieweezen behoort en als zoodaanig ook altoos schijnt geconsidereert te zijn". De Raad volgde dit advies in allen deele op en gaf extract van zijn resolutie aan Schepenen. Dezen namen 10 October van hetzelfde jaar de resolutie voor notificatie aan en besloten toen, om de boedel houders of erfgenamen van de overleden notarissen, wier protocollen nog niet ter kanselarij waren overgebracht, met name die van wijlen de nota rissen 's Graauwen, J. Vis en E. van Hekke, aan te schrijven, die proto collen binnen den tijd van vier weken, in behoorlijke orde ingevolge de resolutiën daaromtrent vroeger genomen, ter kanselarij te doen bezorgen. Wat betreft het inmiddels verzegelde protocol van notaris Van der Zwaan werd goedgevonden en verstaan, dat ook dit in behoorlijke orde ter kanselarij zou worden overgebracht. Aan zijn huisvrouw zou tijd en gelegenheid worden gegeven, om aan dit voorschrift te voldoen; doch tevens zou de secretaris, nadat het protocol ontzegeld was, ten huize van gemelde huisvrouw en in haar bijwezen een korten inventaris opmaken, „ten einde dit Collegie aan de eene zijde verzeekert worde, dat er geene stukken tot hetzelve prothocol behoorende, bij het overbrengen daarvan zullen agter gehouden worden, en aan de andere zijde de huisvrouw van gemelde N. van der Zwaan alle verdenking, die zij bij het neemen van zoodanige mesure in haare afwezenheid zoude kunnen voeden, te beneemen". Het protocol van Van der Zwaan kwam nu in veiligheid, doch zijn naambord als notaris bleef nog steeds op zijn deur prijken. Dit was Schepenen een doorn in het oog en zij verzochten den Raad het te doen wegnemen, waarop deze den 31 sten Mei 1797 resolveerde, om des notaris huisvrouw aan te zeggen, het bord binnen tweemaal 24 uren in te trekken. Nadat alzoo geschied was, zal het bord wel nooit meer gebruikt zijn; want eerst in 1812 keerde Van der Zwaan te Zieriksee terug en daar hij toen reeds 67 jaar oud was, zal hij waarschijnlijk geen lust gevoeld heb ben, om nog weer opnieuw de praktijk te beginnen E. WIERSUM. Nog eens de oude kerkarchieven. Van verschillende zijden werden mij meedelingen gedaan, naar aanleiding van het op blz. 117119 van de vorige jaargang van dit tijdschrift geschrevene, van de i) Hij overleed te Zieriksee in 1832, 87 jaar oud. Van zijn vonnis werd 29 Aug. 1825 kopie afgegeven aan den Heer Officier; met welk doel, is mij niet bekend. Den heer P. D. de Vos te Zieriksee heb ik deze bijzonderheden te danken.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1915 | | pagina 20