22 drijfsarchieven te vinden bronnenmateriaal, op den duur niet zonder invloed blijven op verschillende archivarissen en op hunne houding ten opzichte van dit materiaal. Ten slotte aanvaard ik de opmerkingen, die mr. Muller uit de pen vloeiden naar aanleiding van het economisch archief der Nederlandsche Handels-hoogeschool en zijne inrichting, gaarne als uitnoodiging tot nader inlichting over dit instituut. In de beneden-verdieping van het ontworpen gebouw der Nederlandsche Handels-hoogeschool is voor het economisch archief een eigen ruimte aangewezen, n.l. een magazijn 8 bij 10 Meter in oppervlak, 4 verdiepingen hoog, in beton uitgevoerd. Onmiddellijk aan het magazijn grenst een werkvertrek voor den wetenschappelijken assistent aan dit archief. Hier kan tevens gelegenheid worden gegeven dossiers te raadplegen. De bibliotheek bevat de het economisch archief aanvullende litteratuur in tijdschriften, boeken en brochures. Lees- en studiezaal bieden verder behoorlijk werkgelegenheid. Het gebouw is den geheelen dag geopend. De leiding van dit economisch archief berust bij den directeur bibliothecaris, hierin bijgestaan door een commissie van leden, die geregeld met het economisch leven van Nederland in aanraking komen. En bij moeilijkheden in het beheer zal het den directeur zeker niet ontbreken aan den vakkundigen steun van de historische en handelstechnische kennis der docenten. In de onderstelling, dat wellicht in den kring van archivarissen over het economisch-historisch archief verdere besprekingen zullen worden ge voerd, heb ik gemeend in het kort te moeten aanduiden, welke de ver houding is van het economisch archief der Ned. Handels-hoogeschool ten opzichte der Haagsche instelling en wat ons Rotterdamsch archief zich ten doel stelt. T. P. SEVENSMA. Kleinere bijdragen. De echtheid van het Groningsche charter van 104 0. Toevallig ben ik in de gelegenheid, om over deze belangrijke questie eenig nieuw licht te ontsteken, dat ik natuurlijk niet onder de korenmaat plaatsen wil. Een twintigtal jaren geleden (1894) heb ik van den Algemeenen rijksarchivaris overgenomen de oorkonden, die in het Algemeene rijks archief als afkomstig uit het bisschoppelijk archief van Utrecht aange wezen konden worden, eene verzameling, die later, in 1898, is aangevuld. Mitsdien bezit ik thans van de Groningsche oorkonde van 1040: le. de zoogenaamde origineele oorkonde, over wier echtheid geschil is en die, 23 zooals men weet, onbezegeld is, ook geen spoor van bezegeling draagt dan alleen een abnormaal gaatje aan den onderkant, 2e. twee vidimussen van de oorkonde, door den officiaal van den bisschop uitgegeven op 24 April 1419, die beiden vermelden, dat de gevidimeerde oorkonde in het archief van den Dom aanwezig en „manus sue proprie (nam. regis Henrici) roboracione ac auree sue ymaginis bulle insignicione ac signi sue imperialis majestatis impressione" gewaarmerkt was, hetgeen op de thans bestaande oorkonde alleen het geval is met het keizerlijke monogram. Toevallig heb ik mij om andere redenen dezer dagen bezig gehouden met den inventaris, die in 1551 opgemaakt is van het charterdepot in het kasteel te Gouda, waar, zooals bekend is, de bisschoppelijke charters door de Oostenrijksche regeering gedeponeerd zijn. In dien inventaris nu vind ik vermeld: „Littera, qua Henricus rex tertius dedit ecclesiae Trajectensi, cui Bernoldus episcopus praeerat, predium in villa Gruoninga in comitatu Trente cum areis, mancipiis, agris, aquis etc., cum eiusdem comitatus strictione, monetis, theoloneis, causis agendis etc. atque omnibus appen- dentiis, ut ex eo respondeatur utilitati fratrum dictae ecclesiae 30 carradas vini, et quae permanserint in usu episcopi. Acta Trajecto anno 1040, non sigillato". Deze onbezegelde oorkonde is blijkbaar het thans nog bestaande stuk, dat zoo lang voor het origineel is doorgegaan. Dan volgt in den inventaris: „Vidimus littere originalis prioris, qua Henricus rex dedit ecclesiae Trajectensi, cui Bernoldus episcopus praeerat, predium in villa Groninga in comitatu Drente situm, cum omnibus appendentiis atque eiusdem comitatus strictione, monetis, teoloniis, ut ex eis habeant fratres 30 carradas vini etc. Anno 1040, munitum quatuor sigillis". Dit is een der beide genoemde, thans hier berustende vidimussen van 1419, die inderdaad nog met vier uithangende zegels bezegeld is; het trekt de aandacht, dat in deze beschrijving de vorige onbezegelde oorkonde reeds als de „littera originalis" wordt aangeduid, hoewel het vidimus zelf toch vermeldt, dat het is afgeschreven naar de met de gouden bul bezegelde oorkonde. Op eene andere plaats van den inventaris vind ik vermeld „Vidimus litterae Henrici regis, qua dat ecclesie Trajectensi, cui Bernoldus episcopus preerat, tale predium, quale visus fuerat tenere in villa Groningen in comitatu Trenthe situm, cuin regalibus et aliis attinentiis, eo onere, ut quotannis ex eo respondeant ad usum fratrum triginta carradas vini etc. Data 12a Calendas Junii anno 1040". Dit is blijkbaar het tweede vidimus De oorkonde met de gouden bul is thans niet meer aan- 0 Er komt in den inventaris nog een derde vidimus der oorkonde voor, en zelfs nog een vierde exemplaar, dat zich bevindt bij vidimussen van de keizerlijke charters van 1024 en 1025 over Drenthe, dus waarschijnlijk ook een vidimus. Deze beide exemplaren zijn thans verlorenvele nummers der Goudsche collectie zijn door vocht verteerd en te gronde gegaan.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1915 | | pagina 17