20
Het Economisch Archief der Nederlandsche Handels-
hoogeschool.
Drie malen werd reeds in het Nederlandsche Archievenblad de naam
van het Economisch archief der Nederlandsche Handels-hoogeschool ge
noemd naar aanleiding van besprekingen betreffende het Nederlandsch
Economisch-historisch archief. Alle reden dus om den opzet en de inrich
ting, welke beide werden aangeroerd, iets nader toe te lichten. Dit des
te meer nu het Economisch archief reeds een jaar „werkt" en het plan
voor een gebouw waarin dit archief voorloopig zal worden geborgen, is
vastgesteld.
De stichting van dit Economisch archief vindt haar oorsprong in de
behoeften van het onderwijs aan de Nederlandsche Handels-hoogeschool.
Van meening, dat de tegenwoordige toestand van handel en bedrijf en
zijne ontwikkeling niet gekend kan worden uit boeken alléén, maar dat
hiervoor een verzameling bronnenmateriaal onmisbaar is, heeft de Raad
van Beheer der Nederlandsche Handels-hoogeschool op advies van Cura
toren dezer Hoogeschool besloten, naast de bibliotheek aan deze onderwijs
instelling ook een Economisch archief te verbinden. Die verzameling
bronnenmateriaal zal bestaan uit velerlei gegevens als: jaarverslagen, ba
lansen, statuten, prospectussen, beschrijvingen en gedenkschriften van
bepaalde ondernemingen; rapporten van commissies, memories enz. van
meer algemeenen aardpublicaties van openbare instellingen als Kamers
van Koophandel en andere permanente organisaties op het gebied van
handel en bedrijf; verder berichten en statistieken, waaruit de marktbe-
weging van allerlei artikelen is te kennen. Daarnaast staat alle studie
materiaal, een verzameling van modellen van formulieren en contracten in
den handel gebruikelijk. Uit deze omschrijving blijkt, dat het in de
bedoeling ligt in de eerste plaats de belangen van het onderwijs aan de
Nederlandsche Handels-hoogeschool te behartigen, al is het Economisch
archief evenals de bibliotheek voor een ieder toegankelijk en ter raadple
ging vrij, voorzoover de beperking, die op enkele stukken mocht liggen,
dit toelaat.
Naast de tijdschriften, boeken en brochures der bibliotheek, die be
schouwingen geven, kan derhalve deze verzameling bronnenmateriaal als
„feiten en cijfers" gekenmerkt worden.
In de omschrijving van het doel van het Economisch archief sprak
ik van de kennis van den tegenwoordigen toestand van handel en bedrijf
en zijne ontwikkeling. Hierin ligt een aanwijzing, dat niet enkel gedacht
is aan de gegevens der allerlaatste jaren, maar dat de overweging zich
heeft doen gelden, dat het heden is te kennen in zijne ontwikkeling uit
het verleden. Wie bedenkt, dat aan de Nederlandsche Handels-hoogeschool
21
behalve een gewoon hoogleeraar voor economische geschiedenis ook een
buitengewoon hoogleeraar in dit studievak is benoemd, dat derhalve de
beteekenis van de kennis van het verleden allerminst laag is aangeslagen,
die moet erkennen, dat dit woord ontwikkeling niet al te beperkt mag
worden genomen en dat inderdaad het Economisch archief der Neder
landsche Handels-hoogeschool zich niet zal kunnen vergenoegen met de
gegevens uit bijv. de 20e-eeuw bijeen te brengen.
Intusschen is, bijna tegelijk met het opzetten van ons Rotterdamsch
archief, het reeds bestaande plan voor een historisch-economisch archief
in een vereeniging met werkprogram omgezeteen werkprogram dat groote
overeenkomst vertoont met dat van het Rotterdamsch economisch archief.
Het bestaan dezer vereeniging en de keuze van haar zetel als een voldongen
feit aanvaardend en de mogelijkheid van concurrentie verwerpend, heeft
de commissie van toezicht en advies van het Rotterdamsch archief gemeend
met het bestuur van het Haagsch Historisch-economisch archief tot over
eenstemming en arbeidsverdeeling te moeten geraken. Hiervan werd met
de volgende woorden blijk gegeven in het rondschrijven voor het Rotter
damsch economisch archief verzonden„Zij (de onderteekenaars der circu
laire) mogen hieraan toevoegen, dat het in afwachting van de werkzaam
heid van het onlangs opgerichte Nederlandsch Economisch-historisch archief
niet in de bedoeling ligt in het archief stukken op te nemen van zuiver
historisch karakter, welke voor de kennis van den tegenwoordigen econo-
mischen toestand van handel en bedrijf en zijne ontwikkeling van geen
direct belang meer zijn. Ook complete archieven van bijzondere onder
nemingen of gedeelten van zoodanige archieven zullen met het oog hierop
niet voor opneming in het archief in aanmerking komen."
Voorloopig, in afwachting van wat aan weerskanten verricht zal worden
en wat de ervaring zal leeren, is dus een ietwat vage grensregeling vast
gesteld, die zoo noodig te zijner tijd bij onderling overleg voor herziening
vatbaar is. De vraag, of betreurd werd dat de gelegenheid tot een uitge
breider verzameltaak aan net Rotterdamsch economisch archief was ont
nomen, of dat dit als een verlichting van werkzaamheden werd gevoeld,
kan hier onbeantwoord blijven.
Persoonlijk meen ik mij slechts gedeeltelijk bij de denkbeelden van
dr. Wiersum betreffende de economische archieven te kunnen aansluiten.
Het komt mij voor, dat de inhoud der bedrijfsarchieven uit de 19e eeuw
(waarom het vooral gaat) minder dan de vroegere verband houden met
stedelijk en gewestelijk openbaar leven en dat er weinig tegen is te zeggen,
vooral die van kleinere plaatsen in één inrichting saam te brengen. Voor
de werkzaamheden van het Economisch-historisch archief is m. i. zeker
aanleiding en plaats beide. Aan den anderen kant zal, dunkt mij, de
ervaring, welke beteekenis door historici wordt toegekend aan het in be-