10
heid blijkt met dit denkbeeld in te stemmen, zoodat de vergadering wordt
gesloten.
Een groot gedeelte der aanwezige leden maakt dan van de aangebo
den gelegenheid gebruik, om zich op een tocht met automobielen door de
Over-Betuwe te laten doorwaaien, waarna de bijeenkomst wordt besloten
met een gezelligen maaltijd in het huis „De Bruyn".
Toespraak van den Voorzitter.
Als ik verslag ga geven over de gebeurtenissen van het afgeloopen
jaar, heb ik u veel en velerlei te herinneren.
De herdruk van onze Handleiding is meer dan eens besproken.
Onze uitgever is bereid gebleken, om op zekere voorwaarden de risico
der onderneming op zich te nemenmaar over die voorwaarden zijn wij
het nog niet eens. De herziening van het boek is dus nog niet begonnen.
De aanteekeningen, die onze vriend Feith, naar hij mij mededeelde, met
het oog op een herdruk gemaakt had, zijn niet teruggevondende opmer
kingen, die Mr. Fruin met hetzelfde doel gemaakt had, zijn echter gelukkig
bewaard. Ik voor mij kan mij niet herinneren, dat mij in de uiteenzetting
van ons systeem veranderingen van eenig belang noodig zijn gebleken.
Maar wellicht zal een rondvraag bij de leden de wenschelijkheid daarvan
aantoonen.
Van eene andere, niet minder belangrijke onderneming, die wij indertijd
op touw gezet hebben, de concept-Archiefwet, kan ik u gelukkig eindelijk
goede berichten geven. Niettegenstaande de beslommeringen, die het
afgeloopen jaar voor den Minister van Binnenlandsche Zaken bracht, heeft
Zijne Excellentie na den aandrang der Tweede Kamer gelegenheid gevonden,
om het concept te bestudeeren. Daarvan is het inwinnen van nog enkele
adviezen het gevolg geweest, en wij mogen thans, naar het schijnt, inder
daad de hoop koesteren, dat deze voor ons allergewichtigste aangelegen
heid eerlang zal worden afgedaan. Hoe zal ons dit verheugen
Van de andere onderneming, die wij laatstelijk hebben aangevat, het
opstellen van een Nederlandschen archiefgids, kan ik u nog niet veel
mededeelen, maar toch iets, dat bewijst, hoe deze zaak op den goeden
weg is. De commissie heeft het werk verdeeld, en besloten dat elk van
het driemanschap als proeve de beschrijving van het hem best-bekende
depot zou bewerken, om dit daarna ter beoordeeling bij de twee anderen
in circulatie te brengen. Dit werk, dat voor sommige bewerkers nog al
omvangrijk dreigt te zijn, is nog niet gereed.
Nieuwe ondernemingen liggen thans echter wellicht voor ons in het
verschiet. Wij staan in het teeken der expansievan meer dan eene
11
zijde wordt ons in overweging gegeven, om onze werkzaamheid uit te
breiden tot onderwerpen, die tot nog toe buiten onze bemoeiingen gebleven
waren. Een zéér belangrijk verschijnsel, dat ik voor mij met ingenomen
heid waarneem. De laatste jaren is er bij ons niet, zooals in den aan
vang, veel werk aan den winkel geweestwij hebben de zaken wat kalmer
opgenomen, en ik voor mij zal dus niet klagen, als het nu eens een tijd
lang in wat snelleren pas voorwaarts gaat. Elk voorstel tot het aanvatten
van iets nieuws kan dus vooraf zeker zijn van mijne belangstellende sym
pathie, al is daarmede niet gezegd, dat ik elk voorstel ook aanvaarden en
steunen zal. Ik wil alles aandachtig overwegen, en u dan mijne bevin
dingen mededeelen.
Uw bestuur is in deze richting reeds werkzaam geweest: het is u
bekend, dat wij het Zaandamsche gemeente-archief hebben bezocht, om
daar de werking van het zoogenaamde Decimale stelsel te bestudeeren.
Het bezoek kon niet op een beter oogenblik ondernomen zijn. Want
voordat de resultaten daarvan gepubliceerd waren, heeft onze ambtgenoot
Bouricius het wenschelijk geoordeeld, ons in bewoordingen vol geestdrift
te wijzen op onzen plicht, om de nieuwe archieven onzer openbare
lichamen toch niet te verwaarloozen, zooals hij meent dat wij doen. Met
eenigen nadruk meen ik te mogen ontkennen, dat deze predicatie aan het
juiste adres is verzonden; want op het oogenblik zelf, dat de heer Bou
ricius den kansel besteeg, was ik bezig, om voor de aflevering zelve, die
zijne toespraak zou opnemen, eene uitvoerige studie te bewerken over het
stelsel, dat de heer Bouricius noemde als het ultima Thule onzer door
hem gewenschte gebiedsuitbreiding. Ik ben wel benieuwd, of mijn
bediller nu meenen zal, dat ik geschikt ben geworden voor mijne taak,
een goed ambtenaar die zijn werk niet meer afroffelt, een echte archi
varis die zich niet meer verbergt achter een geschiedvorscher enz. enz.
Als hij consequent is, zal hij mij nu moeten gaan bewonderen als iemand,
die geheel uit de oude lijn springt en die dus waard is, arm in arm met
hem te gaan wandelen aan de spits van den vooruitgang.
Inderdaad, daarvoor zou reden zijnwant wij zijn het over de hoofd
zaak wel eens. Maar al is dit het geval, ik heb toch wel eenig bezwaar
tegen de lichtvaardigheid, waarmede de heer Bouricius deze belangrijke
zaak op touw zet, terwijl „zijne gedachten voortzweven van den kloosterling-
notarius (die, naar ik tusschen twee haakjes verzekeren kan, nooit bestaan
heeft) tot den tegenwoordigen tijd toe". Het schijnt mij toch wel gewenscht,
zijne gedachten geheel bij de zaak te houdenwant wanneer wij ons
inderdaad willen inlaten met de organisatie van de nieuwe archieven der
openbare administratiën, dan zullen wij ons daarvoor vrij wat moeite dienen
te geven. Het terrein is ons in bijzonderheden betrekkelijk vreemd. Over
het algemeen heeft men ons tot nog toe zelfs met zekeren nadruk van