8
werkende kracht wordt gegeven, en zij gepaard gaat met handhaving van
den indicateur, terwijl het inbinden der dossiers waarborg geeft voor be
hoorlijke bewaring der archiefstukken". Tegen deze stelling verklaren zich
8 stemmen, er voor 5, terwijl 5 leden blanco stemmeneen lid was tijdens
de stemming afwezig. Alsnu wordt dezelfde stelling wederom voorgesteld
volgens de redactie van den heer Van Gelder, zoodat in plaats van „ver
dient aanbeveling" wordt gelezen „verdient ernstige overweging". In dezen
vorm wordt zij met bijna algemeene stemmen aangenomen.
De heer Muller meent, dat de derde door hem opgeworpen stelling
eerst weer aan de orde zal zijn, wanneer de leden aan het slot hunner
ernstige overweging zijn gekomen, en brengt nu de tweede in behandeling.
De heer Zaalberg betreurt deze stelling, welke voor hem eene teleur
stelling oplevert, maar meent dat er een misverstand bestaat. Ook hij
vindt den bibliographischen index niet geschikt voor het archief van eene
gemeente, maar zoekende naar een goeden index heeft men onder hoofd
stuk 35 van den bibliographischen index eene uitgewerkte, niet te verbe
teren index gevonden. Uniformiteit in de indeeling is gewenscht, niet
alleen met het oog op de door den heer Muller te veel op den voorgrond
gestelde overplaatsing van ambtenaren, maar ook omdat zij voordeden
oplevert bij de samenvoeging van gemeenten, bij de inspecties wegens de
volksgezondheid, bij de statistiek enz. Spr. wijst op de groote gemakken,
welke de uniformiteit in de koopmansboekhouding oplevert. Z. i. ligt de
uniforme behandeling van de gemeente-archieven in de lijn der ontwikke
ling, die wij volgen. Den naam Decimale stelsel bewondert hijzelf niet
wij zetten de cijfers achter elkaar, maar bedoelen: hoofdstuk 1, afdeeling 2,
onderafdeeling 3 enz. Eene chronologische schikking der dossiers acht de
heer Zaalberg ongewenscht.
De heer Muller verwerpt de ondergeschiktheid aan de bibliographie
te Brussel van onze gemeentebesturen, die zeiven onder elkander tot overeen
stemming moeten zien te komen. De heer Van Gelder verklaart, door de
verdediging tot een voorstander van het stelsel te zijn geworden. Inderdaad
is uniformiteit wenschelijk, en nu het registratuur-bureau een index gemaakt
heeft waarvan de heer Zaalberg een exemplaar ter tafel legt is er
alles vóór, dezen over te nemen. De voorzitter meent, dat de vergadering
moeilijk een boekje aanbevelen kan, dat zij te voren niet gezien heeft.
Hij brengt zijne tweede stelling in stemming, waarvoor tien stemmen
worden uitgebracht, terwijl 3 er zich tegen verklaren en 6 blanco
stemmen.
De heer Muller meent, dat de zaak, welke de heer Zaalberg voor
staat, nu toch een stapje vooruit gedaan heeft, en brengt dezen heer den
dank der vergadering voor zijne tegenwoordigheid.
Alsnu wordt overgegaan tot de stellingen van Dr. Wiersum, opgenomen
9
op blz. 195 van den vorigen jaargang van dit tijdschrift. De voorzitter
acht het door den heer Wiersum gefingeerde standpunt, dat wij zouden
moeten aannemen, inderdaad onaannemelijk, omdat de Vereeniging „Het
Nederlandsch Economisch-historisch archief" in geen geval haar statuten
zal wijzigen. De heer De la Faille zegt, dat de zaak blijkens de rede
van den voorzitter draait om de quaestie, hoever we moeten gaan met het
opnemen van private archieven in de openbare depots, en acht het beter,
dat daarover worde gesproken dan over de stelling van Dr. Wiersum.
De voorzitter is er tegen, de stelling in zoo algemeenen vorm in behan
deling te nemen; als echter de heeren Overvoorde en Gimberg de opne
ming van private archieven in de depots hebben aanbevolen, ontwikkelt
hij daartegen eenige bezwaren.
Daarop zet de heer Van Gelder uiteen, dat van den wensch van
Dr. Wiersum in de praktijk niet veel terecht komen zal; want indien de
bedrijfsarchieven te Amsterdam in het gemeentelijk depot gebracht werden,
zou de archivaris met de handen in het haar zitten. Het is wel waar, dat
de berging in het gemeentelijk depot voor de beoefening der plaatselijke ge
schiedenis een voordeel heeft, maar de geschiedvorscher is ook door eene
andere wijze van berging te helpen. De stelling heeft z. i. alleen theore
tische beteekenis. Ook vindt spreker het van belang, dat de oprichting
van het verzamelarchief den gemeente-archivarissen meer tijd voor hun
eigen archief zal laten.
De heer Fruin brengt de moeilijkheid van het beschrijven van een
handelsarchief, waarop Mr. Muller gewezen heeft, ter sprake. Hij zou
niet gaarne diens meening onderschrijven, dat een archivaris dit niet zou
kunnen doenin sommige gevallen moet hij zorgen, dat hij het kan.
Immers bij de overbrenging van nieuwe archieven naar de depots zullen
ook de archieven der gemeentelijke bedrijven daarin worden opgenomen
en dus door den archivaris moeten worden beschreven. Eindelijk legt spr.
er den nadruk op, dat de archivarissen de stukken moeten kunnen be
schrijven, maar niet behoeven te bewerken.
De heer Wiersum acht het geen bezwaar, dat de aanneming van zijne
stelling geen praktisch resultaat zou hebben. De oppositie tegen de stelling
is tweëerleisommigen achten de stukken niet geschikt voor opneming in
de openbare depots, anderen houden den archivaris voor ongeschikt om
ze te beheeren. Hij meent beide bezwaren te kunnen weerleggen, o. a.
door verwijzing naar het Wirtschafts-Archiv te Bazel, dat deel uitmaakt
van het Stadsarchief en den Staatsarchivaris aan het hoofd heeft. Intusschen
dringt de heer Overvoorde met het oog op het vergevorderde uur aan
op uitstel van de verdere behandeling tot eene volgende bijeenkomst, als
wanneer meer principieel zal kunnen besproken worden, of en hoe private
archieven in de openbare depots opgenomen zullen wordende meerder-