6 Bij de rondvraag brengt de heer Bouricius den herdruk van de Handleiding ter sprake. Hij acht het wenschelijk, dat de plaats van den heer Feith vervuld worde, en vraagt, of de heeren Muller en Fruin daartoe iemand kunnen voorslaan. De Voorzitter zegt, dat deze quaestie bij het bestuur aanhangig is geweest, doch nog niet geregeld is, waarop na eenige discussie de heer Bouricius voorstelt het bestuur te machtigen hierin naar goedvinden te handelen, met welk voorstel de leden zich vereenigen. Nog komt de heer Bouricius terug op de regeling van het traktement van den Haarlemschen gemeente-archivaris, waarover hij reeds in de vorige jaarvergadering heeft gesproken, en wijst hij op de omstandigheid, dat in de nieuwe Haagsche regeling van de traktementen der secretarie-ambtenaren de archivaris gelijkgesteld is met de hoofdcommiezen, terwijl tusschen hun rang en den secretaris nog de rang van referendaris is geschapen. Hij vraagt, of de commissie voor de positie van de gemeente-archivarissen zich met deze aangelegenheid moet bemoeien. Hieraan knoopt zich eene gedachtenwisseling vast tusschen den Voorzitter en den heer Overvoorde over de strekking van de opdracht der bedoelde commissie. De laatste spreekt ten slotte den wensch uit, dat voortaan elk lid, dat eene dergelijke quaestie tegenkomt, de commissie daarop opmerkzaam zal maken, welk verzoek door den Voorzitter wordt ondersteund. Nadat de vergadering gesloten is, verspreiden de leden zich in de stad en hare nabijheid om elkander aan een gezelligen maaltijd in het hotel „De Kroon" weder te vinden. Toespraak van den Voorzitter. Het zijn meest verblijdende zaken, die ik u heb te herinneren, niet zoo heel belangrijke, maar toch alle reden gevend, om ons hartelijk te verheugen over den goeden gang van zaken in onzen kleinen kring; onze vereeniging heeft succes gehad, het is haar in het afgeloopen jaar mede- geloopen. De commissie voor onzen Archiefgids heeft aan het bestuur een lijvig rapport ingediend, dat getuigde van haar ernstigen wil om het boek goed te maken. Misschien zelfs wat al te ernstig en al te goed; het was een zwaar en gedetailleerd stuk, waarover niet zoo aanstonds te beslissen viel en dat dan ook buitensporig lang bij het bestuur in overweging gebleven is. Ten slotte is men het toch eens geworden over een antwoord: het eenige bezwaar van belang was, dat men het betreurde, dat de commissie zich voorgenomen had, niets te doen voor de bekendmaking van de archie ven der toch zoo belangrijke oude stichtingen, vooral van onze kerken en 7 gasthuizen. De wensch van zulke eene uitbreiding van het werkplan is dus door ons geformuleerdmaar hij is ook toen bij de commissie gestuit op ernstig bezwaar. Het is te begrijpenwant zóó uitvoerig, zóó voor treffelijk en zóó grondig opgevat als de commissie zich de zaak voorstelt, moet eene uitbreiding, zooals wij die wenschten, inderdaad bedenkelijk zijn. Gelukkig is de questie praktisch nog niet van belang. Voorloopig toch zal de commissie zich op onzen wensch in een eerste deel beperken tot de behandeling van de rijksarchieven, die verreweg het gemakkelijkst te benaderen zijn. Eerst als zij door de behandeling van dit interessante onderwerp hare methode beproefd heeft, zal zij de archieven der gemeenten en waterschappen ter hand nemen. En voordat ook die afgewerkt zijn, zal zeker reeds vrij wat tijd verstreken zijnwellicht zijn de inzichten dan veranderd, en wij zullen dan verder kunnen zien. Ook over den herdruk van onze Handleiding hebben wij onze gedachten laten gaan; de plaats, door ons medelid Feith helaas ledig ge laten, is nog onvervulddoch wij moeten ons zetten aan de herziening van het werk. Zoover ik zie, zal die niet al te veel tijd kostenmaar het is mogelijk, dat zich onder het werk nog aanleiding opdoet, om het boekje hier en daar uit te breiden of te wijzigen. Driemaal is onze vereeniging in het openbaar opgetreden. Het ge meentebestuur van Vlissingen heeft uw bestuur gevraagd om advies over de herziening van de jaarwedde van den gemeente-archivaris, en met ingang van 1 Januari 1.1. is in overeenstemming met ons advies voor den nieuwen titularis een vast aantal bureau-uren per week vastgesteld tegen een salaris van 100.— per wekelijksch uur. Een voorstel van vijf leden onzer vereeniging, om de pensioensgrens voor archivarissen te verlagen tot den 55-jarigen leeftijd, is door uw be stuur overgebracht aan den Minister van Binnenlandsche Zaken, met ver zoek om dit voorstel ernstig te willen overwegen. Het bestuur heeft zich tot dit verzoek bepaald, omdat geen der leden van het bestuur eigenlijk voor het voorstel gestemd was. Maar het denkbeeld, toegelicht in eene omvangrijke memorie (die aan den Minister is toegezonden), werd ernstig aangedrongen, en de voorstellers wenschten te dier zake zelfs eene buiten gewone ledenvergadering bijeengeroepen te zien. Er was daartoe nauwe lijks tijd meer beschikbaar, en de kans bestond, dat op dat oogenblik bijna niemand ter vergadering zou opkomen dan de voorstellers zeiven. Zoo heeft het bestuur wel niet anders kunnen doen dan het voorstel, dat men niet wenschte te ondersteunen, eenvoudig door te zenden. Zoover bekend is, heeft de Minister het denkbeeld echter niet overgenomen. De derde maal, dat wij optraden, was het succes weder aan onze zijde. Uit de Staatsbegrooting bleek onverwachts, dat de regeering een belangrijk jaarlijksch subsidie wenschte te verleenen aan de Vereeniging

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1914 | | pagina 9