4 Gratama, Mr. S., oud-rijksarchivaris in Drente, raadsheer in den Hoogen raad der Nederlanden, te 's-Gravenhage. Heeres, Prof. mr. J. E., oud-adjunct-archivaris aan het Algemeen rijksarchief, hoogleeraar te Leiden. Kernkamp, W. J., oud-archivaris der gemeente Edam, te Edarn. Kesper, Dr. L. A., oud-archivaris der gemeente Gouda, te 's-Gravenhage. Morren, Th., oud-hoofdcommies aan het Algemeen rijksarchief, te 's-Gra venhage. Cuvelier, Dr. J., Algemeen rijksarchivaris van België, te Brussel. Goovaerts, A., oud-algemeen rijksarchivaris van België, te Brussel. Keussen, Dr. H., adjunct-archivaris aan het stedelijk archief, te Keulen. Laer, A. J. F. van, archivaris van den staat New-York, te Albany. Stein, H., archiviste-paléographe, sous-chef de section aan de Archives nationales, te Parijs. Vittani, G., ambtenaar aan het rijksarchief, te Milaan. Westrin, Dr. Th., archivaris, te Stockholm. De drie-en-twintigste jaarvergadering. Deze vergadering werd gehouden op Dinsdag 23 Juni 1914 in het hotel „De Kroon" te Breda. De Voorzitter, Mr. S. Muller Fz., opent de vergadering en leest het jaarverslag voor, dat op voorstel van den heer Bouricius hierachter in zijn geheel is opgenomen. Daarna verzoekt de Voorzitter uit naam van het bestuur, dat de ver gadering zich uitspreke, hoe er gehandeld moet worden, wanneer eene buitengewone vergadering döor eenige leden wordt gewenscht. Het is namelijk gebleken, dat het ontbreken van eene bepaling in dit opzicht tot moeilijkheden aanleiding kan geven, wanneer een zeer klein aantal leden eene buitengewone vergadering noodig acht en het bestuur deze overtui ging niet deelt. De Voorzitter stelt voor, dat nu zal worden verklaard, dat het bestuur eene buitengewone vergadering zal beleggen, wanneer het zelf deze noodig oordeelt of wanneer zij door minstens tien leden wordt begeerd. Mr. Overvoorde wil dit getal met het oog op de kleinheid van onzen kring niet te hoog genomen hebben; wel is hij het met den Voorzitter eens, dat het bestuur niet voor elke, door een enkel lid opge worpen quaestie eene spoedeischende vergadering moet samenroepen, doch het komt hem moeilijk voor om tien leden bijeen te brengen; hij stelt voor, dat een getal van vijf leden zulk eene vergadering zal kunnen uit- 5 lokken. De Voorzitter kan zich daarmede niet vereenigen. Mr. Bouricius wil het verschil deelen en het vereischte getal leden bepalen op acht. Mr. Fruin vindt in het getal vijf geen bezwaar, mits er geen besluit zal worden genomen, tenzij minstens vijftien leden tegenwoordig zijn. Het slot van de discussie is eene verklaring van de vergadering, dat het ver langen naar eene buitengewone vergadering moet worden geuit door min stens zeven leden, en dat op die vergadering voor het nemen van een besluit minstens vijftien leden, met inbegrip van het bestuur, aanwezig moeten zijn. Als nieuwe leden zijn door het bestuur aangenomen de heeren H. G. van Grol, archivaris der gemeente Vlissingen, Dr. H. A. Poelman, commies bij het rijksarchief in Groningen, en Jhr. mr. Th. van Rheineck Leyssius, belast met de regeling van oude gemeente- en waterschaps archieven in Zuidholland. De heer Heeringa brengt namens de commissie van kasnazieners verslag uit over den toestand der kas; het batig saldo bedraagt 362.46s, waarvan 345.83s afkomstig van het slot van het vorige jaar. De reke ning wordt, onder dankbetuiging aan den penningmeester, goedgekeurd. Als plaats voor de volgende jaarvergadering wordt Arnhem gekozen en tot leden van de commissie tot het nazien der rekening over 1914/5 worden benoemd de heeren Van Schevichaven, Hoefer en Gimberg, de laatste als plaatsvervanger. Thans volgt de jaarlijksche verkiezing van een bestuur. Met nagenoeg algemeene stemmen worden de aftredende bestuursleden herkozen. De vier aanwezige heeren verklaren hunne benoeming aan te nemen, terwijl de heer Wiersum mededeelt, dat ook Mr. Bondam, die in het buitenland vertoeft, heeft doen weten, dat hij zich eene eventueele herbenoeming zou laten welgevallen. Daarna deelt de Voorzitter mede, dat tusschen den heer Meilink en het bestuur een misverstand was gerezen over het houden van de voor dracht. Het bestuur was in de volle overtuiging, dat de heer Meilink dit jaar op de vergadering zou spreken, doch deze was eene andere mee ning toegedaan, en alleen aan de bereidwilligheid van den heer Heeringa was het te danken, dat het bestuur ten slotte toch een spreker machtig geworden was. Alsnu is aan de orde de voordracht van Dr. Heeringa over het archief der Staten van Zeeland. De vragen, welke spreker aan zijne mededeelingen vastknoopt, geven aanleiding tot eenige opmerkingen van de heeren Fruin en Muller beide heeren achten het gewenscht, dat de voordracht in het Archievenblad verschijnt, opdat de besproken punten met meer gemak kunnen worden overwogen. Spreker zal dit denkbeeld in beraad nemen. CORRESPONDEERENDE LEDEN

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1914 | | pagina 8