20
geven werd aan beschermelingen van de kerk en geweigerd aan hun
wereldlijke mededingers. De vernietiging der stukken maakt echter, volgens
hem, het bewijs daarvan voorgoed onmogelijk.
Het ergste vindt de schrijver, dat die vernietiging juist geschiedde op
het oogenblik, dat de schoolkwestie in de Kamer aan de orde was. Som
mige republikeinen achten het voorschrift van een stage voor de niet
gegradueerde leeraren bij het vrije onderwijs overbodig, omdat de kerk
toch altijd de middelen zal vinden om alle dispensaties te verkrijgen, die
zij noodig acht. Een gang naar het archief om de stukken te raadplegen,
waaruit zou blijken, dat de kerk daarin ook vroeger altijd geslaagd is,
kunnen zij, die deze opvatting huldigen, zich thans besparen. Die stukken,
hinderlijk voor de clericale partij, nuttig voor de republikeinen, zijn op
last van den directeur van het archief verwijderd en vernietigd, zonder
dat de Commissie voor de archieven geraadpleegd of zelfs maar gewaar
schuwd was.
De aangevallen directeur, de heer Langlois, toont in zijn sobere en
uiterst zakelijke verdediging aan, dat de vernietiging der stukken, zonder
dat de Commissie gehoord was, administratief volkomen gerechtvaardigd
was en publiceert als bijlage tot zijn artikel de borderellen van vernieti
ging der stukken afkomstig van het ministerie van onderwijs, vanaf 12
Juni 1912, voorzien van de toelichtingen der betrokken afdeelingschefs,
waaruit o.a. blijkt, dat de dispensaties, waarvan hierboven sprake is, ver
nietigd zijn op grond hiervan, dat alle aanvragen tot dispensatie behandeld
zijn door de Hoofdcommissie voor het onderwijs, welker registers, waarin
dus ook deze requesten met de daarop genomen beschikkingen voorkomen,
zonder uitzondering bewaard zijn gebleven.
1 RR. archivi di Stato nel biennio 19121913.
Relazione di Euoenio Casanova. Siena. Stab, arti grafiche Lazzeri. 1914.
De staatsarchivaris te Napels opent een reeks jaarverslagen betreffende
de Italiaansche staatsarchieven, noodig geworden door de buitengewone
ontwikkeling dezer inrichtingen in de laatste jaren. In de eerste plaats
wordt de werkzaamheid van het ministerie van Binnenlandsche Zaken
dankbaar herdacht. Hieraan immers zijn het tot stand komen van de wet
op het personeel, d.d. 20 Maart 1911, no. 232, het nieuwe archief-regle
ment, d.d. 2 October 1911, no. 1163, en talrijke andere krachtige maat
regelen ten behoeve van het archiefwezen te danken.
De moeilijke kwestie van het vernietigen van waardelooze papieren is
nu voldoende geregeld door het reglement van 1911. Vroeger, zelfs nog
volgens het reglement van 1902, was het mogelijk en gebruikelijk, dat de
administraties zelf de te vernietigen stukken uitzochten, in plaats van daar
toe archiefambtenaren in hare bureaux toe te laten, en slechts de opge-
21
maakte lijst aan de goedkeuring van de competente archiefdirectie onder
wierpen. Thans echter moet bij elke verwijdering van stukken het hoofd
van het plaatselijk bevoegde staatsarchief aanwezig zijn. Wel pogen zich
nog altijd verschillende autoriteiten aan dit toezicht te onttrekken, maar
aan de medewerking van het ministerie van Binnenlandsche Zaken is het
te danken, dat de nieuwere begrippen ook op dit punt steeds meer ingang
vinden.
In verband met den grooten toevloed van archiefstukken is de volle
aandacht der archivarissen gericht op de uitbreiding van de bewaarplaatsen
en van het personeel.
Daarentegen wordt nog te weinig aandacht geschonken aan de vele
vaak verwaarloosde archieven, welke door gebreken in de wetgeving ont
trokken blijven aan het toezicht van de staatsarchivarissen. Bedoeld
worden o.a. de kapittelarchieven, die van bisschoppelijke tafelgoederen en
die van liefdadigheidsinstellingen. Zoo men deze niet wil toevertrouwen
aan de publieke archieven, wegens het kerkelijke karakter van hun inhoud,
waarom worden zij dan niet gedeponeerd in afzonderlijke bewaarplaatsen,
waar zij zouden kunnen worden beheerd zonder directe inmenging der
staatsambtenaren. Het goede voorbeeld is reeds gegeven door de abdijen
van Montecassino en Cava dei Tirreni.
Dringend noodig is verder een krachtiger toepassing van de notaris-
wet, volgens welke alle notarieele protokollen van vóór 1830 in de staats
archieven moeten worden geplaatst. Bijna nergens echter is dit voorschrift
tot dusverre opgevolgd geworden.
Een aanschrijving om meer werk te maken van uitvoerige inventarissen
van losse stukken is ontvangen met tegenzin, doch ten onrechte. Immers
was het noodzakelijk, dat de voornaamste serieën, die veel geraadpleegd
werden en daardoor licht verspreid konden raken, nauwkeurig gerangschikt
en beschreven werden. En dat dit werk den ambtenaren niet den moed
behoefde te benemen tot het samenstellen van andere wetenschappelijke
publicaties, bewijst de lange lijst der geleverde bijdragen. Deze lijst en
overzichten van het personeel, de werkzaamheden en de aanwinsten zijn
als bijlagen aan het verslag toegevoegd.
Annuario del R. Archivio di Stato in Milano per
l'anno 19 14. Milano, Palazzo del Senato. 1914.
De oude ordening van het staatsarchief te Milaan, zooals die is aan
gebracht door den vroegeren archivaris Peroni, kent een afdeeling grenzen,
waarin de stukken zijn samengebracht betreffende de grensregelingen
tusschen de verschillende regeeringen, welke van de 15e eeuw tot 1859
Milaan tot hoofdstad hadden, en de heeren der aangrenzende gebieden.
De stukken zijn alphabetisch geordend volgens de namen der staten, met