16
Dat stukken over persoonlijke aangelegenheden onder personalia en
die over zakelijke onder realia worden gebracht, schijnt op het eerste
gezicht natuurlijk. Met de processtukken en boedelpapieren wordt het
echter anders: Mr. Veder deelt de processtukken in bij de personalia,
evenals wijlen Mr. Bos in zijn Inventaris van de Huisarchieven
Menkema en Dijksterhuis1), en de boedelpapieren bij de realia.
Maar nu vinden we onder Personalia, rubriek C p. 40, stukken over een
proces, van 1725 tot '45 gevoerd, terwijl andere stukken hieruit onder
Realia C1 Boedelpapieren, p. 66, vermeld zijn. Wat toch is het geval:
behalve tal van losse stukken, die afzonderlijk zijn beschreven en onder
de rubrieken zijn gebracht, die hiervoor in aanmerking kwamen, waren
er nog portefeuilles I—IV en dossier IV, bestaande uit 8 portefeuilles
boedelpapieren, waarvan port. I—IV blijkens aanteekening op p. 67 door
Mr. Veder ongeschonden zijn gelaten, als zijnde ontstaan bij gelegenheid
van het proces van 1725 45. Mr. Veder had kunnen volstaan met deze
onder 4 nummers te beschrijven; gelukkig heeft hij er een uitvoerige
inhoudsopgave van gegeven, echter niet elke portefeuille stuk voor stuk
beschreven, maar de stukken verdeeld over de personen, er bij voegend,
dat alle huwelijksche voorwaarden, testamenten enz. enz. door hem zijn
opgenomen, maar niet vermeldend, wat niet is opgenomen.
Dit werkt eenigszins verwarrendwe vinden nu allereerst onder Per
sonalia tal van akten over de verschillende personen verdeeldonder
Realia A, hetzelfde met de aankomsttitels en onder C met de boedel
papieren. Dat Mr. Veder de boedelpapieren bijeen liet, is toe te juichen
deze dossiers zijn organisch ontstaan; of de overzichtelijkheid er door
gewonnen heeft, door ze over de personen te verdeden, betwijfel ik,
terwijl ze niet, als gezegd, volledig zijn beschreven. De scheiding tusschen
personalia en realia blijkt dus wel gewrongen, niet door te voeren.
De aankomsttitels over de personen te verdeden, is, zooals Mr. Veder
opmerkt, eene afwijking van de methode van Mr. Bos; echter wordt hier
gehandeld in den geest van diens recensent Dr. Wiersum (Archieven
blad 1907—'08 p. 70).
Het gewrongene komt m.i. ook uit bij de heerlijkheden, die onder
de realia zijn gebracht. In afwijking van Mrs. Bos en Veder zou het mij
wenschelijker voorkomen de processen in een afzonderlijke rubriek onder
te brengen, evenals de boedelpapieren, en dan de heerlijkheden ook afzon
derlijk, welke Mr. Veder blijkens zijn inleiding ook nog over de personalia
en realia had willen verdeden. Nu zijn bijv. de transporten van land en
renten in die heerlijkheden, voor zoover ze ten behoeve der heeren zijn
gedaan, weer onder het eerste deel der Realia, d. i. de aankomsttitels,
Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven, XXVII (1904) bl. 315—424.
17
vermeld. Waar de Handleiding zelf zegt in 3, dat al de wenken
niet gelden voor familiearchieven, daar moet de praktijk uitwijzen wat
goed is. Wij zijn Mr. Veder zeer dankbaar voor de zorgvuldige bewer
king, want uit het bovenstaande blijkt maar al te duidelijk, hoe lastig de
ordening van een dergelijk archief is; ik spreek dan ook de hoop maar
tevens de verwachting uit, dat de nieuwe druk der Handleiding een
paragraaf aan de familiearchieven zal wijden.
Het is mogelijk, dat de bovengenoemde indeeling en beschrijving,
vooral der boedelpapieren, de reden is, dat niet elk stuk van een door
loopend nummer is voorziendit ware toch, vooral bij een familiearchief,
uit den aard der zaak reeds onsamenhangend, nog wenschelijker dan bij
het archief van eenig bestuurslichaam. Is het om dit bezwaar te onder
vangen, dat Mr. Veder zijn pagina's in tweeën heeft gedeeld door middel
van de letters van het alphabet voorzien van een cijfer, zooals AB1 enz.,
gevolgd door rubriek A2, B2 en A3, B3 enz.? Een genealogie ware voor
den gebruiker gemakkelijk geweest en door den bewerker zonder moeite
te geven.
Het is een groot voordeel dat er slechts één index aan den inven
taris is toegevoegd; Mr. Veder heeft in zijn Archief der Gasthuizen
er nog drieeen groot voordeel zeg ikwie inventarissen ook oor-
kondenboeken met drie of zelfs meer indices heeft gebruikt, weet zelf
hoe omslachtig dit werkt; is het genoegen soms niet meer aan den kant
van den vervaardiger dan aan dien van den gebruiker? Ook hierover
moge de nieuwe Handleiding wenken geven.
Over den regestenlijst diene nog het volgendeMr. Veder verwijst
naar de inleiding van zijn Archief der Gasthuizen en zegt daar,
dat Mr. Fruin hem niet tot zijn eigen inzicht heeft kunnen overhalen;
dit schijnt mij vooral te slaan op den omvang der regesten. Ik zal hier
dus niet op ingaanaangezien het mij echter niet mogelijk is een bespre
king van dat werk te vinden in ons orgaan, wil ik een enkel punt
aanstippen. Wat is toch het voordeel, niet te schrijven: „Schepenen van
X oorkonden dat A aan B land verkoopt", maar: „Voor schepenen ver
koopt A land aan B"een zekere uniformiteit schaadt toch niet? De lijst
loopt van 1377—1700, bevat tot het einde der 15e eeuw (1498) 23 num
mers, daarna no. 24—401 over de 16e en 17e eeuw, waardoor heel wat
aan het licht wordt gebracht. Dat Mr. Veder de dateeringsformule behalve
bij de Latijnsche oorkonden weglaat, heeft geen groot bezwaar; jaarstijl
moeilijkheden doen zich immers niet voor.
Een andere vraag is, welke ook voor andere regestenlijsten geldt,
of het noodig is, zoover na de Middeleeuwen nog regesten te geven,
indien een inventaris zelf uitvoerig is?
Het is niet duidelijk of uit de verschillende handschriften de oorkon-