6
archivaris, die slechts eenige uren per dag in dienst der gemeente werk
zaam is, niet opgaat.
Nadat de voorzitter de vergadering gesloten heeft, bezichtigen
leden eene interessante tentoonstelling van zegelafdrukken, door de goede
zorgen der heeren Gonnet en De la Faille aangericht in de kamer van
den archivaris, om daarna gezamenlijk te vertrekken naar Bloemendaal en
daar met een gezelligen maaltijd in het hotel Duin en Daal den archiefdag
te besluiten.
Aan dit beknopt verslag moge nog worden toegevoegd, dat de leden
na de door den heer Gonnet gracieuselijk aangeboden lunch zich op
de Groote Markt voor het statige archiefgebouw hebben laten photogra-
pheeren ten behoeve van de geïllustreerde pers.
Toespraak van den Voorzitter.
Nu de omstandigheden mij, na zoovele jaren, onvoorziens weder
voor U plaatsen, gevoel ik mij vreemd te moede: het is mij plotseling,
alsof het schoone verleden, dat onherroepelijk voorbij is, herleeft. Maar
toch, vroolijk stemt mij deze terugkeer niet; want wel treurige redenen
zijn'het, die mij voor eene korte poos nogmaals hebben gevoerd op
deze plaats.
Intusschen, ouder gewoonte wil ik U nogmaals verslag geven van
hetgeen in het afgeloopen jaar is voorgevallen, en tegelijk even een terug
blik werpen op het voorafgaande jaar, waarover door een samenloop van
omstandigheden geheel geen verslag gegeven is.
Het groote feit, de beide groote feiten van de afgeloopen jaren zijn
wel deze, dat zoowel in Noord- als in Zuid-Nederland nieuwe krachten
de leiding van het archiefwezen in handen hebben genomen, - nieuwe
krachten in den bloei van het leven, wier optreden in beide landen door
het corps zelf was gewenscht en dan ook eene schoone toekomst voorspelt.
Want voor de krachtige hervorming van het archiefwezen in beide landen
mogen wij veel verwachten van de nieuwe chefs, omdat beiden van harte
overtuigd zijn van de juistheid der nieuwere denkbeelden omtrent de
organisatie der archieven en dus stellig hun machtigen invloed zullen laten
gelden, om die denkbeelden ingang te doen vinden bij het corps en ook
bij de regeering. Van de groote en weldadige gevolgen van het optreden
der heeren Fruin en Cuvelier verwachten de belangstellenden in beide
landen terecht zéér veel.
In eene bijzonder gelukkige entrée mocht de heer Fruin zich ver
heugen de eerste vergadering van rijksarchivarissen, die hij leidde, kon
hij wijden aan de behandeling van het allergewichtigste onderwerp, dat
7
zich denken laat. De Minister van Binnenlandsche zaken had hem toch
ter behandeling in de vergadering toegezonden onze concept-archiefwet,
wier totstandkoming onzen jarenlangen arbeid bekroonen zou. Aan het
departement was het stuk weder vrij wat veranderdmaar nu zou het dan
ook, naar wij alle reden hadden te hopen, door de Kamers behandeld
worden en spoedig in het Staatsblad verschijnen. Opnieuw heeft de ver
gadering dus het ontwerp met aandacht besproken en het toen eindelijk
definitieve stuk hoopvol aan het departement teruggezonden.
Helaas, toen de vergadering onlangs andermaal bijeenkwam, bleek
het, dat nog niets gedaan was en dat er opnieuw gevaar bestond, dat
het zoo herhaaldelijk behandelde ontwerp ten slotte toch zou blijven liggen.
Eene grievende teleurstelling voor ons, die van dit product van zóóvele
zorgen zéér veel hadden verwacht voor ons archiefwezenLaat ons hopen,
dat het resultaat nog bevredigender zal zijn dan het zich thans laat aan
zien, dat de Minister en de Tweede Kamer alsnog zullen toonen, iets te
voelen voor dit allergewichtigste archiefbelang, dat toch ook een lands
belang heeten mag!
Ook in andere opzichten heb ik helaas niet veel bevredigends mede
te deelende jaren van ons jeugdig succes schijnen wel voorbij te zijn.
De Zwolsche archiefquestie is onlangs definitief beëindigd. Ik zal mij
niet opnieuw verdiepen in de bijzonderheden dezer in alle opzichten
treurige zaak. Maar de hoofdzaak mag niet voorbijgegaan worden. Of het
Zwolsche gemeente-archief in het rijksdepot dan wel ten stadhuize bewaard
wordt, kan ons op zich zelf koel latener is zelfs wel reden, om aan het
verblijf op het stadhuis de voorkeur te geven. Maar wat ons niet onver
schillig kan laten is dit, dat het belangrijke archief thans bewaard wordt
op eene niet brandvrije plaats, terwijl van bijzondere zorg voor de brand
vrije berging in de toekomst niet veel gebleken is. En van niet minder
belang is dit, dat de leiding van het archief thans is en, naar het zich
laat aanzien ook zal blijven, in handen van een ambtenaar, die, hoe men
ook over zijn vroeger beheer denken moge, in ieder geval door zijne
opleiding niet is gevormd voor het ernstig en wetenschappelijk bruikbaar
maken van de kostbare geschiedbronnen. Het einde van het ongelukkige
gekibbel is dus geweest, dat het belang van het archief zelf, dat veel
hooger staat en dus ook veel hooger had behooren gesteld te worden dan
de persoonlijke geschillen, onder die rampzalige personaliteiten over het
hoofd is gezien en niet behoorlijk behartigd schijnt te zullen worden. Wel
was deze bedroevende uitslag van den aanvang af te vreezenmaar de
gebleken onverschilligheid voor dit inderdaad groote stadsbelang is toch
wel bijzonder bedroevend.
En wat zullen wij zeggen van de geruchtmakende zaak te 's-Hertogen-
bosch? Ik nader het onderwerp met leedwezen en met schroom. Met