36
Memorie van toelichting. Vde Hoofdstuk. Vde Afdeeling.
Kunsten en Wetenschappen.
Art. 179. Jaarwedden en verdere belooningen der
ambtenaren enz. bij 'sRijks archieven te 's-G raven-
hage. Het is gebleken, dat de bij Koninklijk besluit van 22 Januari 1904,
no. 35, vastgestelde regeling van de jaarwedden van het archiefpersoneel
in enkele opzichten herziening behoeft.
In de eerste plaats is de wijze van opklimming totdat de maxima aan
denzelfden rang verbonden zijn bereikt, veel te langzaam. Een adjunct
commies moet tien jaren wachten, totdat hij van een aanvangsjaarwedde
van 1000 het maximum van 1900 geniet, evenzoo moeten de com
miezen en hoofdcommiezen er tien jaren over doen, voordat zij respec
tievelijk van 2000 op f 2300 en van f 2400 op 2700 zijn gekomen.
De Rijksarchivarissen in de provinciën en de archivarissen aan het Alge
meen Rijksarchief hebben twintig jaar noodig om van 2800 op 3600
te komen, evenzoo de Algemeene Rijksarchivaris om van een minimum
van f 3700 het maximum van f 4500 te bereiken.
Verder zijn de aanvangssalarissen van de adjunct-commiezen f 1000)
en van het lagere personeel (ƒ400) te laag. Wat de adjunct-commiezen
aangaat, is zulks zeker te weinig voor hen, die, na afgestudeerd te zijn,
bij het archiefwezen verbonden wenschen te worden. Bij de betrekkelijk
weinige mutaties in het personeel, komen vacatures zelden voor, en dan
nog wordt men in den regel niet aangesteld, alvorens een stage van soms
eenige jaren is doorloopen. Waar bij de nieuwe regeling van de jaar
wedden van het personeel bij de Koninklijke Bibliotheek de wetenschap
pelijke assistenten 1ste klasse op 1400 worden aangesteld, komt eene
aanvangsjaarwedde voor de adjunct-commiezen bij de archieven op f 1300
zeker niet te hoog voor. Ten aanzien van het lagere personeel ware de
aanvangswedde op 600 te bepalen, nu ook voor het lagere personeel bij
de Departementen van Algemeen Bestuur dit bedrag als minimum is aan
genomen en bij de Koninklijke Bibliotheek voor de bediend-en en portiers
zelfs een minimum van f 650.
Tot dusverre waren de concierges van de regeling uitgesloten. Het
komt wenschelijk voor, ook voor hen eene regeling te treffen en hen met
de andere archiefbeambten gelijk te stellen, met dien verstande, dat de
maximum-jaarwedde van die concierges, die in het genot zijn van vrije
woning, verminderd wordt met het bedrag, waarop dat genot voor de
pensioensbijdrage is getaxeerd.
Verder ware het maximum voor de klerken, amanuensissen en binders
van 1000 op 1200 te brengen, evenals voor die concierges, die tevens
een of meer der genoemde functies vervullen.
37
2800—,, 3600 8
2400—,, 2700 4
2000—,, 2300 4
1300-,, 1900 8
600-,, 1200 8
Het komt den ondergeteekende voor, dat de nieuwe regeling de vol
gende zoude kunnen zijn:
Algemeene Rijksarchivaris3700-/ 4500 in 8 jaren.
Rijksarchivarissen in de provinciën en archi
varissen aan het Algemeen Rijksarchief
Hoofdcommiezen
Commiezen
Adjunct-commiezen
Klerken, amanuensissen en binders
Concierges, portiers, stokers en verdere be-
dienden600-,, 1000 8
Het ligt in de bedoeling de nieuwe regeling te doen ingaan met
1 April 1914; voor een en ander zal meer noodig zijn in 1914 een bedrag
van 1030 voor het personeel van het Algemeen Rijksarchief en van
2080 voor dat van de Archieven in de provinciën.
De regelmatig voortgaande overbrenging van de archieven der Depar
tementen van Algemeen Bestuur na 1813 (Koninklijk besluit van 16 Januari
1904, no. 30, gewijzigd bij Koninklijk besluit van 25 Juni 1913, no. 41)
en van het Kabinet des Konings tot 1840 (Koninklijk besluit van 5 Februari
1913, no. 7) naar het Algemeen Rijksarchief, heeft de toevoeging van eene
nieuwe afdeeling aan deze instelling noodzakelijk gemaakt, zoodat de aan
stelling van een vierden archivaris, bestemd om aan het hoofd dezer
afdeeling te staan, noodig is. Overigens vordert de inrichting dezer afdee
ling geene uitbreiding van personeel.
Aangezien er nog een bedrag noodig zal zijn voor de periodieke
traktementsverhoogingen volgens de bestaande regeling gedurende het 1ste
kwartaal van 1914, en omdat de jaarwedden van twee aan het Algemeen
Rijksarchief aangestelde beambten op den dienst van het loopende jaar
slechts voor 3/4 waren uitgetrokken, zal met inbegrip van het bedrag,
benoodigd voor den vierden te benoemen archivaris, en de gelden, ver-
eischt voor de nieuw in te voeren regeling, gezamenlijk in 1914 meer
noodig zijn een bedrag van f 4745.
Art. 181. Jaarwedden en verdere belooningen der
ambtenaren enz. bij 'sRijks archieven in de provin
ciën. Ingevolge de bij art. 179 medegedeelde regeling zou voor het jaar
1914 meer noodig zijn 2080. Ten gevolge van mutaties evenwel, die in
den loop van 1913 hebben plaats gehad, behoeft dit cijfer niet alleen niet
verhoogd te worden met hetgeen noodig zou zijn gedurende de eerste
drie maanden van 1914 in verband met de bestaande regeling, noch om
dat voor den nieuwen klerk bij het Rijksarchief te Haarlem over 1913
slechts op 9 maanden salaris was gerekend, doch kan genoemd bedrag