22
Openbare verzamelingen der gemeente Utrecht. Catalogussen van
van de bij het Stads-archief bewaarde archieven. Tweede afdeeling.
De aan de stad Utrecht in bewaring gegeven archieven. A en B, de
archieven van Kerkvoogden der Nederduitsche Hervormde Gemeente
en van Regenten van het Gereformeerde Burgerweeshuis door
Mr. W. C. Schuylenburg en Mr. J. G. C. Joosting. (Utrecht,
W. Leydenroth 1912.)
Deze inventaris schijnt mij toe eene transactie te zijn tusschen de eischen,
aan inventarisvorm en die aan regestvorm gesteld in de Handleiding tot
het ordenen en beschrijven van archieven; want volgens die eischen of
laat ik liever juister zeggen volgens de daar gegeven voorbeelden, is
de inhoud der stukken te uitvoerig weergegeven. Ik voor mij vind dit in
het belang van hen, die van dezen inventaris gebruik maken, heel gemak
kelijk en heb met genoegen van de belangrijke gegevens kennis genomen,
die er in zijn vermeld, en ik durf gerust beweren, dat dit werk een
schat inlichtingen ook voor de geschiedenis van den tijd vóór de her
vorming bevat. Wat ik zeide over uitvoerigheid is naar mijn meening in
t geheel geen grief, want zelf heb ik dezelfde opvatting omtrent inventaris- en
regestvorm, dat ik n.l. niet meen, dat de inventarisvorm noodzakelijk zóó zeer
in telegramstijl moet zijn als de voorbeelden althans in de Handleiding
schijnen aan te duiden, terwijl een regest zelfs zooveel mogelijk naar
volledigheid moet streven, immers zoover dit de belangrijkheid meebrengt.
Deze inventaris bevat meer dan de titel kan doen vermoeden, n.l.,
ook archieven van een klooster en van de Bank van Leening te Utrecht.
A. Archief van Kerkvoogden der Nederduitsche Hervormde Gemeente.
I. Archief van Kerkmeesters der Buurkerk.
II. Archief van Kerkmeesters der St. Jacobskerk.
III. Archief van Kerkmeesters der St. Nicolaaskerk.
IV. Archief van Kerkmeesters der St. Geertruidakerk.
Aanhangsel. Archief van de Engelsche kerk.
B. Archief van regenten van het Gereformeerd Burgerweeshuis.
I. Archief van het Regulieren-klooster
II. Archief van het St. Elisabeths-Gasthuis.
III. Archief van de Bank van Leening.
De afdeelingen IIV van A zijn, zoover deze hoofdafdeelingen
daartoe aanleiding geven, in deze hoofdstukken verdeeld
1. Algemeene stukken en stukken betreffende den werkkring van
kerkmeesters en kerkdienaars.
2. Stukken betreffende inrichting, uitrusting en onderhoud van het
kerkgebouw.
f1) Het weeshuis, vroeger St. Elisabeth-gasthuis genoemd, werd in 1582 naar
de gebouwen van dit klooster overgebracht.
23
3. Stukken betreffende de goederen der kerk.
a. Financiën in het algemeen.
b. Onroerende goederen.
4. Stukken betreffende de armengoederen.
5. Stukken betreffende de memoriegoederen.
6. Stukken betreffende de goederen der cureiten.
7. Stukken betreffende in de kerk gestichte vicarieën en andere officiën.
8. Stukken betreffende andere fundatiën.
9. Varia.
De afdeelingen II, III, IV hebben alle de onderafdeelingen 1 3 gemeen.
Afdeeling II na 3
4. Stukken betreffende de memorie- en pastoriegoederen.
5. Stukken betreffende in de kerk gestichte vicarieën.
6. Stukken betreffende andere fundatiën.
7. Archief van den Armenpot van St. Jacob.
8. Varia.
Afdeeling III na 3:
4. Archief van den Armenpot.
5. Varia.
Afdeeling IV na 3
4. Stukken betreffende in de kerk gestichte vicarieën en broeder
schappen.
5. Archief van den Armenpot.
Over de rangschikking en inventariseering der archieven van voor
de Hervorming van de vier Utrechtsche parochiekerken: Buurkerk, St.
Jacobskerk, St. Nicolaaskerk, St. Geertruidakerk wensch ik eenige op
merkingen te maken.
Ik lees herhaaldelijk van curei\en, zelfs van pastoors. Dat men van
cureiten spreekt is nog te begrijpen, want dit woord beteekent in den letterlijken
zin iemand die de zorg heeft over iets, en zoo kan men dan ook de mede
helpers des pastoors (thans in Nederland kapelaans genoemd, doch in
werkelijkheid vicarissen, d.i. plaatsvervangers) noemen, maar pastoors in
geen geval (p. 39 no. 329). Het is mogelijk, dat deze uitdrukking in de
akte staat, maar als iets enkelvoudig is en geen idee van meervoud in
zich sluit, dan is het wel de titel van pastoor in een en dezelfde parochie.
Wat de afd. memoriegoederen betreft, zoo blijkt mij niet, of enkel bedoeld
worden die goederen, welke bestemd waren tot stipendium voor de vica
rissen, zooals men te Utrecht en elders de beneficianten noemde, of de
eigenlijke kapelanen, d.i. geestelijken verbonden aan een capella of ook
eenvoudig aan een altaar (dat zich dikwijls in een soort kapel bevond),
wegens het celebreeren van de memoriën, anniversariën of andere soort